6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Omdat de verdachte zijn vuurwapen wilde uitproberen, heeft hij omstreeks 21.00 uur op de openbare weg geschoten op een verkeersbord naast een fietspad in de duinen in Noordwijk. Het was donker en de verdachte had geen zicht op mogelijke voorbijgangers. De verdachte heeft er naar eigen zeggen geen moment over nagedacht dat er mensen op het fietspad konden lopen of fietsen en wat er kon gebeuren als het mis zou gaan. Hij heeft daarmee op roekeloze wijze [slachtoffer] en zijn zoon, die op dat moment over het fietspad liepen, aan levensgevaar blootgesteld. [slachtoffer] is in zijn buik geraakt door de kogel die de verdachte heeft afgevuurd en heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat [slachtoffer] , of zijn zoon, geen dodelijk letsel heeft opgelopen, is een gelukkig toeval en geenszins aan de verdachte te danken. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op lichtzinnige wijze een levensgevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen.
[slachtoffer] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en zijn familie zwaar zijn getroffen door het schietincident. Naast de operatie en het fysieke herstel hebben hij en zijn familie in hun privéleven ingrijpende gevolgen ondervonden van het incident. Tot op de dag van vandaag kampen zij met gevoelens van angst en onveiligheid. Gevoelens die bovendien in de gehele samenleving worden versterkt door schietincidenten als het onderhavige.
Na dit ernstige schietincident heeft de verdachte opnieuw besloten om zich te bewapenen. Hij heeft twee vuurwapens aangeschaft, die hij geladen binnen handbereik bewaarde in zijn slaapkamer en in de hal van zijn woning. Dit acht de rechtbank zeer zorgwekkend en neemt zij in strafverzwarende zin mee bij haar afweging.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft er ter terechtzitting, alsook door middel van een excuusbrief, blijk van gegeven het letsel en leed dat hij heeft berokkend te betreuren. Hij heeft het slachtoffer financieel schadeloos gesteld. De rechtbank heeft hiervan nota genomen. Evenwel staat hier tegenover dat de verdachte zich niet zelf bij politie heeft gemeld. Integendeel, er zijn bijna acht maanden verstreken voordat hij werd aangehouden. Een periode waarin het slachtoffer onnodig in onzekerheid verkeerde over door wie en waarom hij was neergeschoten.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 22 september 2016 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten. Hij is wel sinds de pleegdata van de onderhavige feiten veroordeeld voor andersoortige feiten, met welke veroordeling de rechtbank gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening zal houden bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 16 februari 2017, opgesteld door drs. R. Bout, GZ-psycholoog. Deze rapporteert dat bij de verdachte sprake is van disfunctionele trekken in de persoonlijkheid, voornamelijk antisociaal en borderline van kleur, die invloed hebben op zijn functioneren. Door zijn egocentrische denkwijze, waarbij hij onvoldoende nadenkt over de negatieve consequenties voor zichzelf en anderen, wordt de verdachte enigszins beperkt in het afwegen van gedragsalternatieven. De verdachte wordt door de rapporteur als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, nu deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde. Volgens de rapporteur kan de verdachte baat hebben bij een behandeling gericht op het vergroten van het inzicht in de risico’s van zijn handelen en het maken van de juiste gedragskeuzes, maar is hij daarvoor niet gemotiveerd.
De rechtbank volgt de conclusie van de psycholoog over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en maakt deze tot de hare.
Uit het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 februari 2017 blijkt dat de kans op recidive door de reclassering als hoog wordt ingeschat. De belangrijkste reden hiervoor is zijn neiging naar antisociaal gedrag. De reclassering schat de mogelijkheid voor gedragsbeïnvloeding als gering in vanwege diverse belemmeringen. De verdachte is niet responsief en het zelfinzicht is gering. Ook is zijn gewetensfunctie te beperkt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door de psycholoog en de reclassering verkeerd is begrepen. Hij wil wel behandeling. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de door de psycholoog en reclassering opgemaakte - en door hen met de verdachte besproken - rapporten terzijde te schuiven.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat slechts een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. In de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals hiervoor vermeld, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarvan af te wijken. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf van na te melden duur, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden.