ECLI:NL:RBDHA:2017:225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
AWB 16/21128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische behandeling in het land van herkomst

In deze zaak heeft eiseres, een Guineese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op 19 september 2016 is afgewezen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij medische behandeling nodig heeft die niet kan worden geboden in Guinee, en dat de overdracht naar een psychiater daar levensbedreigend zou zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 januari 2017, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.E. Temmen. De staatssecretaris is niet verschenen, maar had voorafgaand aan de zitting kennisgeving gedaan.

De rechtbank heeft overwogen dat het Bureau Medische Advisering (BMA) op 31 mei 2016 advies heeft uitgebracht, waaruit blijkt dat eiseres in staat is om te reizen, mits zij wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich op dit advies heeft gebaseerd en dat dit advies zorgvuldig en inzichtelijk is. Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd om het BMA-advies te weerleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres voldoende zijn meegenomen in het advies, en dat de voorwaarden voor haar reis adequaat zijn vastgesteld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris terecht de aanvraag om uitzetting achterwege te laten heeft afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 januari 2017, en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/21128
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 11 januari 2017 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

gemachtigde: mr. R.E. Temmen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 september 2016 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 4 januari 2017. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Tevens was ter zitting aanwezig M. Jallo, tolk in de taal Pular. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Guineese nationaliteit. Op 9 maart 2016 heeft zij een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ingediend.
2. Op 31 mei 2016 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) advies uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat eiseres in staat is om te reizen, mits zij wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige. Daarnaast is na de reis een fysieke overdracht noodzakelijk aan, zoals uit het verweerschrift blijkt, een psychiater. Voorts blijkt dat bij het uitblijven van medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn kan ontstaan, maar dat behandeling in het land van herkomst mogelijk is en dat medicatie aanwezig is. Verweerder heeft daarom de aanvraag afgewezen. In het verweerschrift heeft verweerder verklaard dat niet tot uitzetting van eiseres zal worden overgegaan als niet aan de voorwaarden van het BMA kan worden voldaan.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de behandelend psychiater heeft aangegeven dat behandeling dient te geschieden in een voor haar vertrouwde omgeving en dat overdracht levensbedreigend zou zijn. Verweerder heeft zich er niet van vergewist of bij de behandeling in Guinee wordt voldaan aan de voorwaarden die aan de behandelaars hier in Nederland worden gesteld. Eiseres stelt dat noch de behandelaars noch de vereiste medicijnen in Guinee voorhanden zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0794) strekt, indien en voor zover verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien een vreemdeling geen contra-expertise overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een daartoe strekkende beroepsgrond beoordeelt of verweerder zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan heeft vergewist dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
5. Eiseres heeft ter bestrijding van het BMA-advies geen contra-expertise overgelegd. Eiseres heeft haar beroepsgrond dat de behandelend psychiater heeft aangegeven dat behandeling dient te geschieden in een voor haar vertrouwde omgeving, zoals ter zitting is toegelicht, in Nederland en dat overdracht levensbedreigend zou zijn niet onderbouwd. Deze grond merkt de rechtbank daarom niet aan als een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid van dat advies. Dit oordeel geldt ook voor hetgeen eiseres ten aanzien van de uitval van of het gebrek aan elektriciteit in Guinee heeft aangevoerd. Dat eiseres in dat land insuline wellicht niet altijd koel kan bewaren betekent niet zonder meer dat zij aldaar niet kan worden behandeld.
6. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat het BMA-advies ten onrechte alleen is gebaseerd op informatie van een vertrouwensarts van 8 september 2015. Eiseres wordt hierin niet gevolgd, omdat in het advies is aangegeven dat dat mede is gebaseerd op informatie van een tweede vertrouwensarts van 7 februari 2016. Zoals ter zitting is gebleken, is de informatie van beide vertrouwensartsen als bijlage bij het advies gevoegd. Voorts is het advies mede gebaseerd op medische informatie van meerdere behandelaars van eiseres, waaronder een psychiater. Uit het advies blijkt dat eiseres in staat is om te reizen en dat behandeling in het land van herkomst in algemeen medisch-technische zin mogelijk is voor de in het advies beschreven klachten, waaronder posttraumatische stresssyndroom. De persoonlijke omstandigheden van eiseres zijn door het BMA bij het advies betrokken door het stellen van de reisvoorwaarden van begeleiding tijdens de reis door een psychiatrisch verpleegkundige én fysieke overdracht aan een psychiater bij aankomst.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het BMA-advies derhalve voldoende zorgvuldig, inzichtelijk en concludent, zodat verweerder dit terecht aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. De aanvraag om op grond van artikel 64 van de Vw de uitzetting achterwege te laten is dan ook terecht afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: