Uitspraak
Verkort vonnis in kort geding van 9 maart 2017
[eiser1] ,
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Ministerie van Buitenlandse Zaken), zetelende te Den Haag,
Gemeente Den Haag,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 9 maart 2017 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, hebben 154 kiesgerechtigde Nederlanders, woonachtig in het buitenland, vorderingen ingediend in kort geding. De eisers verzochten om een verlenging van de termijn waarbinnen hun stemdocumenten voor de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen ontvangen dienden te worden. De voorzieningenrechter heeft op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting op 7 maart 2017, besloten om de vorderingen van de eisers af te wijzen. De voorzieningenrechter heeft in het verkorte vonnis aangegeven dat de motivering van de uitspraak later zal volgen.
De uitspraak houdt in dat de eisers, ondanks hun verzoek, niet in hun vorderingen worden ontvangen. Daarnaast zijn de eisers veroordeeld om binnen veertien dagen na de uitspraak de proceskosten aan de gedaagden te betalen, die zijn begroot op € 1.434,--. Dit bedrag bestaat uit € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat bij gebreke van tijdige betaling, de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De gedaagden in deze zaak zijn de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, alsook de Gemeente Den Haag. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, op 9 maart 2017.