24.2De minister betoogt dat de afsluiting van de hekken is voorgeschreven in voorschrift 26 bij de omgevingsvergunning. Het inspecteren en onderhouden is afdoende geborgd in de gebruiksmelding omdat daarin is aangegeven dat Rijkswaterstaat de toegangshekken en sleutelkastjes zodanig onderhoudt dat deze hun functie in de beheerfase behouden.
25. De rechtbank overweegt dat verweerder niet heeft betwist dat de afsluiting van de hekken is opgenomen in de omgevingsvergunning. Voorts is in de toelichting op de gebruiksmelding inderdaad geborgd dat de toegangshekken en sleutelkastjes worden onderhouden. Zoals onder 19 is overwogen, is de nadere voorwaarde dat de code van de sleutelkluis schriftelijk bekend moet worden gemaakt aan hulpverleningsdiensten niet noodzakelijk. Verweerder heeft nadere voorwaarde 9 niet in redelijkheid kunnen opleggen.
26. Nadere voorwaarde 10 luidt als volgt:
“De slagboom bij de toegang tot de westelijke dienstweg moet voor hulpverleningsdiensten automatisch opengaan na activering met een transponder. Voor voertuigen die niet over een transponder beschikken moet de slagboom te bedienen zijn met een sleutelschakelaar. De sleutel van de schakelaar bevindt zich in het kluisje bij dat hek. Het sleutelkluisje moet eenvoudig bereikbaar zijn en blijven vanaf de Oostveenseweg en vanaf de dienstweg. De kluis is voorzien van een cijfercode, die schriftelijk bekend moet worden gemaakt aan de hulpverleningsdiensten en aan de overige partners betrokken bij rampen en crises. De slagboom wordt zodanig onderhouden dat de hekken goed en snel bruikbaar blijven.”
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de slagboom, de sleutelschakelaar en het kluisje weliswaar op grond van de omgevingsvergunningvoorschriften zijn aangebracht, maar dat over het gebruik daarvan niets geregeld in de omgevingsvergunning.
27. De rechtbank volgt de minister in zijn stelling dat deze nadere voorwaarde 10 voor wat betreft het onderhoud van de slagboom dubbelop is ten opzichte van de gebruiks-melding. In de toelichting op de gebruiksmelding is tevens opgenomen dat de slagboom middels transponders opent maar ook kan worden geopend door middel van een sleutel die zich in een sleutelkluis bevindt. Gelet op hetgeen onder 19 is overwogen, is de nadere voorwaarde voor wat betreft het bekendmaken van de code van de sleutelkluis niet noodzakelijk. Verweerder heeft nadere voorwaarde 10 aldus niet in redelijkheid kunnen opleggen.
28. Nadere voorwaarde 11 luidt als volgt:
“Onverminderd artikel 1.16 van het Bouwbesluit 2012 inspecteert de gebruiker van het bouwwerk de droge blusleidingen en aanhorigheden (waaronder vulpunten, vul-puntkasten, aanduidingen, etc.) en zorgt bij gebreken (waaronder ook verminderde bruikbaarheid) voor onverwijld herstel. Inspectie vindt in ieder geval plaats nadat de droge blusleiding en aanhorigheden zijn gebruikt na een oefening of na inzet na een incident.”
Verweerder stelt zich op het standpunt dat nadere voorwaarde 11 niet reeds in de omgevingsvergunning is geborgd. Voorts is in artikel 1.16 van het Bouwbesluit slechts voorzien in een algemene zorgplicht ten aanzien van het adequaat beheren, onderhouden en controleren van aangewezen installaties.
Er is niet gewaarborgd dat inspectie in ieder geval dient plaats te vinden na een oefening of na inzet van een incident. Artikel 1.16 van het Bouwbesluit wordt dus niet doorkruist, maar nader ingevuld.
29. De rechtbank is van oordeel dat deze nadere voorwaarde niet noodzakelijk is, nu de droge blusleidingen en aanhorigheden reeds op grond van artikel 1.16, eerste lid, van het Bouwbesluit adequaat dienen te worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd. Verweerder heeft de toegevoegde waarde van de voorwaarde dat inspectie plaats dient te vinden na gebruik van de droge blusleiding en aanhorigheden naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond. Nadere voorwaarde 11 is naar het oordeel van de rechtbank dus dubbelop ten opzichte van het Bouwbesluit en had niet in redelijkheid kunnen worden opgelegd.