ECLI:NL:RBDHA:2017:1860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
09/818036-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging via sociale media met gevolgen voor de rechtsgang en strafoplegging

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging via een Facebook-bericht. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd omdat hij het niet eens was met diens uitspraken in het televisieprogramma 'Goedemorgen Nederland'. De bedreigingen waren van een ernstige aard en hebben angst bij het slachtoffer veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat dergelijk gedrag niet acceptabel is in een samenleving waar vrijheid van meningsuiting en veiligheid voorop staan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor de bedreiging, maar verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor een tweede feit, namelijk belediging, omdat er geen duidelijke klacht van het slachtoffer was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, maar geen psychotische symptomen vertoonde ten tijde van het delict. De rechtbank benadrukte het belang van een duidelijke boodschap dat bedreiging niet wordt getolereerd en dat de verdachte moet begrijpen dat zijn handelen onacceptabel is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818036-16
Datum uitspraak: 28 februari 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboortedag] ,
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 februari 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.J. de Jongh, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2016 te Leiden en/of Delft, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] bij een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding (Facebook-bericht) dreigend de woorden toegevoegd:
  • "als jij nu naast mij was had ik je 100 plekken lek gestoken",
  • "wacht maar jij ik ga je opzoeken",
  • "ik ga je onderzoeken",
  • "voor mijn vaderland ga ik de derde keer de gevangenis in en jou kanker smol en lichaam in stukjes hakken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 april 2016 te Leiden en/of Delft, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door die [slachtoffer] bij toegezonden en/of aangeboden Facebook-bericht de woorden/teksten toe te voegen:
  • "kanker hoeren kind",
  • "vuile tering klootzak",
  • "echte klootzakis niet erdogan zelfs apsoliet niet maar jij wel",
althans woorden met een dergeleijke beledigende aard of strekking.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting het preliminaire verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 2, nu dit een klachtdelict betreft en er geen specifieke klacht is voor belediging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat het ontbreken van een klacht niet als gebrek moet worden aangemerkt. Uit de aangifte volgt dat volgens aangever bepaalde woorden de fatsoensnorm voorbij zijn, waardoor niet aan het slachtoffer moet worden tegengeworpen dat er geen klacht is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ter terechtzitting beslist op het preliminaire verweer. Zij heeft daarbij voorop gesteld dat het dossier geen uitdrukkelijke klacht van de aangever bevat om verdachte terzake van belediging te vervolgen. Uit de aangifte of anderszins blijkt niet eenduidig dat aangever ook vervolging wilde voor belediging. De rechtbank heeft daarom het preliminaire verweer gehonoreerd en, zoals hierna weergegeven, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 2.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het bewijs.
4.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank zal met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan, nu verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van aangifte (p. 3 t/m 8);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2017.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 29 april 2016 te Leiden en/of Delft, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] bij een toegezonden geschrift (Facebook-bericht) dreigend de woorden toegevoegd:
  • "als jij nu naast mij was had ik je 100 plekken lek gestoken",
  • "wacht maar jij ik ga je opzoeken",
  • "ik ga je onderzoeken",
  • "voor mijn vaderland ga ik de derde keer de gevangenis in en jou kanker smol en lichaam in stukjes hakken".

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van 40 uur geëist, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een geheel voorwaardelijke straf bepleit, gelet op de adviezen van de deskundigen en het lage recidiverisico.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door middel van een bericht via Facebook. Hij heeft het slachtoffer bedreigd omdat hij het oneens was met diens uitspraken in het televisieprogramma Goedemorgen Nederland. Verdachte heeft het slachtoffer door zijn handelen angst aangejaagd. Het bedreigen van een ander vanwege zijn uitlatingen past niet binnen een samenleving waarin iedereen zich veilig moet kunnen voelen en in vrijheid zijn mening moet kunnen uiten. De op te leggen straf dient verdachte duidelijk te maken dat zijn handelen niet toelaatbaar is de Nederlandse samenleving.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte recent niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder gelet op een Pro Justitia rapport d.d. 6 augustus 2016 van drs. R.F. Lauw, psychiater in opleiding onder supervisie van drs. B.E.A. van der Hoorn, psychiater. In het rapport wordt de eerder gestelde diagnose bevestigd, te weten schizofrenie van het paranoïde type. Er zijn echter geen evidente symptomen gevonden die erop wijzen dat verdachte op het moment van het plegen van het feit in een psychotische toestand verkeerde. De deskundigen adviseren verdachte daarom als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. Hoewel bij verdachte nu geen sprake is geweest van een psychotische episode, blijft er een risico bestaan dat verdachte vanuit een psychose controle verliest over zijn gedragingen. Dat maakt dat voldoende controle en toezicht in de behandeling nodig is, zoals toezicht op adequate medicatie-inname. Verdachte ziet het belang van deze medicatie zelf niet altijd even goed in door het beperkte ziekte-inzicht. Het is essentieel dat verdachte de huidige ambulante, outreachende behandeling blijft ondergaan. De deskundigen adviseren geen verandering aan te brengen in de huidige behandeling of het (vrijwillige) kader waarin deze thans wordt uitgevoerd.
De rechtbank heeft ook gelet op het voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland van 6 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden houdt en zijn afspraken met de reclassering nakomt. De reclassering ziet geen meerwaarde in het voortzetten van het reclasseringstoezicht, omdat gedragsverandering gelet op het ziektebeeld niet als haalbaar wordt ingeschat en verdachte voldoende ingebed is in zorg.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 40 uur passend en geboden. De rechtbank ziet, gelet op de bovengenoemde adviezen, geen reden een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, naar de maatstaf van 2 uren per dag;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
20 (twintig) dagen;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Pereira Horta, voorzitter,
mr. P. Poustochkine, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016132738, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 32).