ECLI:NL:RBDHA:2017:1833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Bosnische burgers op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee burgers van Bosnië en Herzegovina, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eisers hadden op 12 januari 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 20 januari 2017 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvragen heeft afgewezen op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b. De rechtbank oordeelde dat Bosnië en Herzegovina als veilig land van herkomst is aangemerkt en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij voor de door hen gestelde problemen niet de bescherming van de autoriteiten in hun land kunnen inroepen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de behandeling van hun aanvragen in het zogenaamde 'spoor 2' en de zorgvuldigheid van de besluitvorming beoordeeld, maar oordeelde dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld.

De rechtbank concludeerde dat de asielaanvragen terecht als kennelijk ongegrond zijn afgewezen en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Toekoen, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 17/1650 en AWB 17/1652
V-nummers: [nummer] en [nummer 1]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2017 in de zaken tussen

[naam] , eiser, en

[naam 1] ,eiseres,
gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. S. Verdonck.

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 20 januari 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers zijn van burger van Bosnië en Herzegovina. Zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum 1] . Op 12 januari 2017 hebben eisers een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eisers zijn burgers van Bosnië en Herzegovina, dat als veilig land van herkomst is aangemerkt. Aan eisers is een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij voor de door hen gestelde problemen niet de bescherming van de autoriteiten in Bosnië en Herzegovina kunnen inroepen. Tevens heeft verweerder geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw.
3. Eisers hebben daartegen het volgende aangevoerd. Verweerder heeft hun asielaanvragen in het zogenaamde spoor 2 behandeld. Volgens eisers is de werkwijze in dat spoor in strijd met de doelstelling van de Procedurerichtlijn, die voorziet in een adequate juridische bijstand tijdens de aanvraag en het recht op een effectief rechtsmiddel. De handelwijze van verweerder is bovendien in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat elke asielaanvraag zorgvuldig dient te worden beoordeeld. Ook in casu was volgens eisers sprake van onzorgvuldige besluitvorming omdat het voornemen al tijdens de nabespreking van het gehoor veilig land van herkomst op 18 januari 2017 werd uitgereikt voordat er correcties en aanvullingen waren ingediend. Verder beroept eiser zich op artikel 64 van de Vw omdat hij psychische problemen heeft. De gemachtigde wijst er in dit verband op dat hij de medische dossierstukken eerst tegelijk met het bestreden besluit heeft ontvangen, wat illustreert dat verweerder tekort schiet in zijn zorgvuldigheidsverplichting.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft, anders dan de gemachtigde van eisers stelt, niet onzorgvuldig gehandeld door de asielaanvragen van eisers binnen ‘spoor 2’ te behandelen. Het gehoor veilig land heeft plaatsgevonden op 17 januari 2017. Het voornemen is van 18 januari 2017. De rechtbank heeft begrip voor de omstandigheid dat de gemachtigde de termijnen binnen spoor 2 krap vindt, omdat hij (mede vanwege problemen met betrekking tot de beschikbaarheid van tolken) onvoldoende gelegenheid heeft gehad om het gehoor met eisers te bespreken om vervolgens correcties en aanvullingen op te stellen en over te leggen. In zo’n situatie heeft de gemachtigde wel de mogelijkheid om tezamen met de zienswijze op het voornemen desgewenst correcties en aanvullingen op het gehoor naar voren te brengen. Hiervan heeft hij echter geen gebruik gemaakt. Ook in beroep heeft de gemachtigde niet aangegeven wat hij door het krappe tijdsverloop nog vóór het voornemen in zijn correcties en aanvullingen niet heeft kunnen melden. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken dat eisers door de voornoemde gang van zaken in hun procesbelangen zijn geschaad en dat door verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is gehandeld. De gestelde strijd met de doelstelling van de Procedurerichtlijn hebben eisers niet onderbouwd.
5. Eisers beroep op artikel 64 van de Vw faalt. De rechtbank acht van belang dat eiser tijdens het gehoor veilig land van herkomst heeft verklaard dat hij in staat was gehoord te worden, hij alle vragen beantwoord heeft en dat eiser aangeboden is te pauzeren wanneer hij daar behoefte aan had. Er is twee keer gepauzeerd. Verder heeft eiser geen medisch dossier overgelegd, noch is gebleken dat eiser in Nederland onder medische behandeling staat. De door eiser overgelegde medische verklaringen betreffen verklaringen die door Duitse artsen in 2016 ten behoeve van een woningurgentieverklaring voor eiser aldaar zijn opgesteld. Verweerder was dan ook niet gehouden om te onderzoeken of eiser in staat is om te reizen.
6. Eisers hebben tegen de inhoudelijke beoordeling van hun aanvragen geen gronden aangevoerd. De slotsom is dat verweerder deze asielaanvragen terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7. Gelet op het vooroverwogene zijn de beroepen ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: