ECLI:NL:RBDHA:2017:1778
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking na afwijzing uitstel zitting in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoekster, een besloten vennootschap, had de wraking ingediend tegen mr. S.E. Postema, de bestuursrechter, na de afwijzing van haar verzoek om uitstel van de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het uitstel een processuele beslissing betreft die in beginsel geen grond voor wraking oplevert. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan dit anders zijn. Het verzoek om uitstel was ingediend buiten de termijn van een week zoals vermeld in de Procesregeling 2013, waardoor de afwijzing op juiste gronden was gedaan. De wrakingskamer concludeerde dat er geen schijn van vooringenomenheid jegens verzoekster was gewekt. De bestuursrechter had haar standpunt schriftelijk toegelicht en benadrukt dat het verzoek om uitstel te laat was ingediend. De wrakingskamer stelde vast dat de beslissing tot afwijzing van het uitstel niet onbegrijpelijk was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.