ECLI:NL:RBDHA:2017:1772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
nl17.746 en nl17.747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Oostenrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in de zaken NL17.746 en NL17.747, waarbij eiser, een asielzoeker, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Dit besluit, genomen op 15 februari 2017, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser verzocht tevens om een voorlopige voorziening, omdat hij in de gelegenheid wilde worden gesteld om naar Griekenland te vertrekken.

Tijdens de zitting op 27 februari 2017 zijn partijen niet verschenen, ondanks dat zij op de hoogte waren van de zitting. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de Dublinverordening bepaalt dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en dat de wens van eiser om naar Griekenland te vertrekken niet kan worden gehonoreerd binnen het huidige verdelingssysteem.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser had ook humanitaire aspecten en bijzondere omstandigheden aangevoerd, maar de rechtbank vond deze niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat Oostenrijk gehouden is om de asielaanvraag van eiser te behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing op 27 februari 2017 genomen, ondertekend door rechter en voorzieningenrechter mr. W. Toekoen, in aanwezigheid van griffier mr. J. Loonstra.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL17.746 en NL17.747
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 27 februari 2017 in de zaken tussen

[eiser], eiser en verzoeker, hierna: eiser,

gemachtigde: mr. J.M. Walls,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. S.J.M. Leijtens.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en tevens verzocht om het treffen
van een voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2017. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank, tevens voorzieningenrechter, doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Eiser stelt dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld om naar Griekenland te vertrekken. Blijkens het bestreden besluit wordt eiser, indien hij niet uit eigen beweging vertrekt, overgedragen naar Oostenrijk omdat deze lidstaat volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en deze verantwoordelijkheid heeft geaccepteerd. Met de wens van eiser, hoe begrijpelijk ook, wordt geen rekening gehouden in dit verdelingssysteem van de Dublinverordening.
Eiser heeft voorts gesteld dat er bij hem sprake is van humanitaire aspecten en bijzondere omstandigheden. De rechtbank is niet duidelijk wat hij hiermee bedoelt, omdat hij dat niet heeft geconcretiseerd. Voor zover hij daarmee heeft beoogd te stellen dat hij vreest dat hij in Oostenrijk niet adequaat zal worden opgevangen, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat Oostenrijk gehouden is om de asielaanvraag van eiser te behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn. Indien Oostenrijk naar zijn mening niet conform deze richtlijn handelt kan eiser bescherming vragen aan de autoriteiten.
Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om de asielaanvraag met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
3. Het beroep is ongegrond. Er is evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nr. NL17.746:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak met nr. NL17.747:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier, op 27 februari 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het beroep, kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier, worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.