Op 24 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een vrouw in Den Haag op 31 oktober 2015. De verdachte had de vrouw, terwijl zij haar hond uitliet, gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door te doen voorkomen dat er viezigheid op haar broek zat. De rechtbank heeft het aanhoudingsverzoek van de verdachte afgewezen, omdat hij niet aanwezig was bij de zitting en zijn advocaat, mr. A.M. Van Kuijeren, niet in staat was om de zaak te behandelen. De rechtbank weegt hierbij het belang van een spoedige berechting en de proceshouding van de verdachte mee. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met een vervangende hechtenis van 25 dagen, en heeft de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering gebracht op de taakstraf. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast, waaronder artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is.