In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op haar verzoek om opvang in een gezinslocatie voor haarzelf en haar pasgeboren kind. Eiseres had eerder opvang gekregen in een asielzoekerscentrum (AZC) tot zes weken na haar zwangerschap, maar dit recht kwam te vervallen op 12 februari 2017. Eiseres verzocht verweerder om aansluitend opvang te bieden, maar ontving geen tijdige reactie, wat leidde tot het indienen van beroep.
Tijdens de zitting op 9 februari 2017 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 13 februari 2017 om verweerder de kans te geven om opvang te bieden. Uiteindelijk heeft verweerder toegezegd opvang te verlenen, maar eiseres trok haar beroep pas in op 13 februari 2017, met een verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overwoog dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor het niet continueren van de opvang, omdat zij zich niet had gehouden aan de aanzegging om zich te melden bij het AZC Almelo. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat het eigen handelen van eiseres de opvang in de gezinslocatie onmogelijk maakte. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af.