ECLI:NL:RBDHA:2017:16767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
6312095 \ RP VERZ 17-50509
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Dalosy Projecten B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, die niet verschenen is in de procedure. Het verzoekschrift is op 13 september 2017 ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 25 oktober 2017. De verwerende partij was, ondanks deugdelijke oproeping, niet aanwezig en heeft ook op andere wijze niet gereageerd op het verzoek. Hierdoor zijn de stellingen van de verzoekende partij vast komen te staan.

De kantonrechter heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 7:699 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de verzoekende partij een verklaring van het UWV heeft overgelegd, zoals vereist in artikel 7:671b lid 5 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven om een van de partijen in de kosten te veroordelen.

De beschikking is gegeven op 1 november 2017, waarbij de kantonrechter heeft besloten de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden met ingang van 2 november 2017. Deze beslissing is genomen in het belang van de verzoekende partij, die de nodige stappen heeft ondernomen om de verwerende partij op de hoogte te stellen van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Team Kanton Den Haag
vR
Rep.nr.: 6312095 \ RP VERZ 17-50509
1 november 2017

Beschikking in de zaak van:

de besloten vennootschap Dalosy Projecten B.V.,gevestigd te Ridderkerk,verzoekende partij,

gemachtigde: mr. Ph. Ekering,
tegen

[verwerende partij] ,

wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
niet verschenen in de procedure.

Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van het op 13 september 2017 op de griffie ingediende verzoekschrift, met producties.
Na indiening van het verzoekschrift is de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald.
Ter voorbereiding op de mondelinge behandeling heeft verzoekende partij een exploot van betekening en oproeping van 22 september 2017 overgelegd. In dat exploot is aan verwerende partij een afschrift van het verzoekschrift en de daarbij overgelegde producties betekend en is verder verwerende partij opgeroepen om op de mondelinge behandeling van 25 oktober 2017 aanwezig te zijn. Het exploot is aan verwerende partij in persoon betekend.
De mondelinge behandeling is gehouden op 25 oktober 2017. Verwerende partij is niet verschenen op de mondelinge behandeling. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

Beoordeling

Het verzoek strekt ertoe, zakelijk weergegeven, de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:699 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek. Bij dat verzoek heeft verzoekende partij de verklaring van het UWV overgelegd, als bedoeld in artikel 7:671b lid 5 sub b van het Burgerlijk Wetboek.
Verwerende partij is, hoewel deugdelijk daartoe opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen. Verwerende partij heeft evenmin op andere wijze tijdig gereageerd.
Verwerende partij heeft aldus de door verzoekende partij aan het verzoek ten grondslag gelegde stellingen onweersproken gelaten. Die stellingen staan in deze procedure daarmee vast.
De aldus vaststaande stellingen vormen voldoende grondslag voor het op na te melden wijze toewijzen van het verzoek.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om een van de partijen in de kosten te veroordelen

Beslissing

ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 2 november 2017 op grond van het bepaalde in artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.D. Bom, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.