ECLI:NL:RBDHA:2017:16765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
09/842243-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige pleegkind, vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige pleegkind. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte tussen januari 2015 en oktober 2015 zou hebben gepleegd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat de enige zoen die had plaatsgevonden per ongeluk was. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van inconsistenties in de verklaringen van het slachtoffer.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 31 oktober 2017 en heeft de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De verklaringen van het slachtoffer waren inconsistent en er ontbrak objectief bewijs. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842243-16
Datum uitspraak: 14 november 2017
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. Pronk en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw van verdachte mr. C.R. Pirone, advocaat te Tilburg naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2015 te Delft, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pleegkind, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] , door
- [slachtoffer] te kussen en/of (tong)zoenen en/of
- het betasten/strelen van/over de billen en/of de borsten en/of de vagina, lthans het lichaam, van [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 31 oktober 2015 te Delft en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk, in elk geval in Nederland, en/of in Duitsland met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het (tong)zoenen van [slachtoffer] en/of
- het betasten/strelen van/over de billen en/of de borsten en/of de vagina, althans het lichaam, van [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] ;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2015 tot en met 31 oktober 2015 te Delft en/of 's-Gravenhage en/of Rijswijk, in elk geval in Nederland, en/of te Duitsland met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het (tong)zoenen van [slachtoffer] en/of
- het betasten/strelen van/over de billen en/of de borsten en/of de vagina, althans het lichaam, van [slachtoffer] .

3.Overwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (hierna ook: [naam 2] ) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pleegkind [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum] , in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2015. Onder feit 2 primair wordt verdachte - kort gezegd - verweten dat hij in de periode van 2 juli 2015 tot en met 31 oktober 2015 seksueel is binnengedrongen bij de toen vijftienjarige [slachtoffer] . Subsidiair wordt hem verweten dat hij in die periode, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Verdachte heeft ontkend dat hij zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] per ongeluk op de mond heeft gezoend toen hij haar wilde feliciteren met een goed cijfer. Verdachte heeft verder verklaard dat de onder 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen zich weliswaar hebben voorgedaan, maar pas nadat [slachtoffer] de zestienjarige leeftijd had bereikt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, behoudens de gedragingen zoals onder feit 1, tweede en derde gedachtestreepje is ten laste gelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij betoogd dat de onder 1, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde tongzoen niet bewezen kan worden verklaard, gelet op de wisselende verklaringen van [slachtoffer] . Ook de gedragingen die verdachte onder het tweede en derde gedachtestreepje worden verweten, zijn volgens de raadsvrouw om die reden niet bewijsbaar. Daarbij komt dat verdachte stellig en consequent heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft aangeraakt in de periode dat zij als pleegkind in zijn gezin was opgenomen. Ten aanzien van de onder feit 2 primair ten laste gelegde gedragingen heeft de raadsvrouw - kort samengevat - aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van seksueel binnendringen. Ten aanzien van de gedragingen die verdachte onder feit 2 subsidiair worden verweten heeft de raadsvrouw eveneens gewezen op de wisselende verklaringen van [slachtoffer] . Daarbij komt dat de getuigen die steun zouden kunnen bieden aan haar verklaringen, haar verklaringen juist onderuit halen. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de historische verkeersgegevens van de telefoon van [slachtoffer] , aldus de raadsvrouw.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Start van het onderzoek
Op 16 juni 2015 ontving het servicecentrum van de politie de melding dat [slachtoffer] bij de melder had aangegeven dat zij was misbruikt door haar pleegvader.
Op 2 juli 2015 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer] , in bijzijn van [naam 1] (pleegzorg medewerker). [slachtoffer] heeft tijdens dit gesprek verklaard dat zij sinds januari 2015 in een pleeggezin in Delft woont. Dit gezin bestaat uit [naam 2] , zijn vrouw [naam 3] en een tweeling. Op 13 juni 2015 sliep [slachtoffer] bij haar vriendin. [slachtoffer] vertelde daar dat zij niet meer in het pleeggezin verbleef omdat zij door haar pleegvader was misbruikt. Daarop heeft de vader van haar vriendin de politie gebeld. Ongeveer een maand geleden was het begonnen. [slachtoffer] en [naam 2] waren toen thuis, [naam 3] was in de pleegzorgwinkel en de tweeling lag te slapen. [slachtoffer] lag op de bank en [naam 2] zat op de grond voor de bank. Zij had een M&M in haar mond en [naam 2] deed toen zijn hoofd naar achteren om de M&M uit haar mond te pakken. Dit gebeurde een paar keer achter elkaar en ineens waren zij aan het tongzoenen. [naam 2] deed zijn tong in haar mond en zij deed mee. Vervolgens kwam [naam 2] op haar liggen en zij gingen verder met tongzoenen, totdat het gewoon stopte. [slachtoffer] was niet verliefd op [naam 2] , maar zij voelde zich wel heel speciaal. De tongzoen voelde voor haar als een teken van ‘houden van’. Voorts heeft [slachtoffer] met [naam 2] in het Delftse Hout hard gelopen. Daar heeft [naam 2] met haar getongzoend, haar geslachtdeel betast, haar kleding uitgetrokken en is hij met zijn vinger in haar vagina geweest. Enkele dagen later heeft [naam 2] tegen [slachtoffer] gezegd dat het echt niet kon. Daardoor voelde zij zich misbruikt door [naam 2] en door hem in de steek gelaten. Op de zondag daarna heeft [slachtoffer] in haar slaapkamer een beeldje kapot gemaakt en geprobeerd om, met de scherven daarvan, haar polsen kapot te maken. Toen zij om hulp riep, is [naam 2] bij haar gebleven totdat ze in slaap viel. Ook [naam 3] is bij haar geweest om haar te troosten. [slachtoffer] heeft toen niets tegen haar gezegd; als dit bekend zou worden dan zouden [slachtoffer] en de tweeling worden weggehaald door pleegzorg.
Nadat zij een keer samen waren gaan hardlopen heeft [naam 2] een pepermuntje uit de mond van [slachtoffer] gepakt, op dezelfde manier als hij eerder heeft gedaan met de M&M. Uiteindelijk hebben zij getongzoend. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat, toen zij voor een tweede keer samen gingen hardlopen, [naam 2] haar tijdens het wandelen naar zich toe had getrokken. Vervolgens hebben zij gezoend, waarop zij weer verder gingen met hardlopen. Dit zou zich op dezelfde manier één of twee keer hebben voorgedaan. [slachtoffer] en [naam 2] gingen één of twee keer in de week samen hardlopen. Ook hebben zij een keer, moe van het hardlopen, samen in het gras gelegen. Daar hebben zij met elkaar gezoend en elkaar aangeraakt. [slachtoffer] is daarin meegegaan en heeft niet gezegd dat [naam 2] moest stoppen. Met ‘aanraken’ bedoelt [slachtoffer] dat [naam 2] eerst haar borsten heeft aangeraakt en daarna naar haar geslachtsdeel ging. [slachtoffer] had haar kleding aan en lag bovenop [naam 2] . Hij deed zijn hand onder haar T-shirt en daarna in haar broek. Omdat zij een politieauto hoorde, zijn zij gestopt.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat op een zaterdag, nadat zij samen met [naam 2] de tweeling naar bed had gebracht, zij met elkaar hebben gezoend. Onderaan de trap trok [naam 2] haar naar zich toe, duwde haar naar zich toe en zoende haar. Ook betastte hij haar borsten en geslachtsdeel, deed haar kleding half uit, deed zijn hand in haar broek en ging vervolgens bij haar naar binnen. Haar broek en onderbroek waren uit tot net boven haar knieën. Op de vraag hoe haar broek is uitgegaan, is [slachtoffer] vaag gebleven.
[slachtoffer] heeft twee vriendinnen alsmede haar zus [naam 4] en haar therapeut verteld van het zoenen. Tevens weet een docent hiervan af. Vervolgens heeft [slachtoffer] aan [naam 1] van pleegzorg verteld dat [naam 2] haar spontaan op de mond had gezoend vanwege een goed cijfer. Dit heeft zij gezegd om het gezin te beschermen. Toen [naam 2] dit aan [naam 3] vertelde, hebben zij met elkaar gesproken. [slachtoffer] zei toen tegen [naam 3] dat het niet erg was en kon gebeuren. Ook haar zus [naam 4] heeft met [naam 3] gesproken. [naam 2] zat op dat moment nog op zijn werk. [slachtoffer] heeft toen de schuld op zich genomen en gezegd dat zij de dingen erger heeft gemaakt dan ze waren, om te voorkomen dat de tweeling zou worden weggehaald en zodat [naam 2] en [naam 3] bij elkaar zouden blijven. Ook zou [naam 2] anders ‘de bak’ in moeten. Tevens heeft [slachtoffer] aangegeven dat zij, sinds zij uit het gezin van [naam 2] en [naam 3] is geplaatst, geen contact meer heeft gehad met hen.
De verhorende verbalisanten hebben voorts gerelateerd dat, alvorens dit informatieve gesprek plaatsvond, [naam 1] hen in kennis heeft gesteld van een WhatsApp-bericht tussen [slachtoffer] en [naam 2] en dat [slachtoffer] dit bericht aan Elles heeft laten zien. Als verbalisanten [slachtoffer] hiernaar vragen, dan geeft zij aan dat dit klopt. Als verbalisanten haar vervolgens vragen waarom zij hier niet eerder mee is gekomen, ondanks dat zij meermalen hierover is bevraagd, geeft [slachtoffer] te kennen dat dit niet bij haar binnen kwam, waarop zij betreffend bericht van 4 juni aan verbalisanten toont. Verbalisanten zien vervolgens dat het een screen shot betreft met een deel van een gesprek tussen [slachtoffer] en het contact ‘ [naam 5] ’. Tot slot heeft verbalisant gerelateerd dat in de zomervakantie is besloten om geen aangifte te doen.
Verklaringen in het dossier
Aangifte [naam 6]
Op 7 december 2015 heeft [naam 6] , de moeder van [slachtoffer] , aangifte gedaan van aanranding c.q. ontucht door verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer] in een meidenopvang in Den Haag verblijft en dat ondanks het contactverbod er signalen waren dat zij contact met verdachte had. Op een gegeven moment hoorde aangeefster van haar dochter [naam 4] dat er iets met [slachtoffer] was. [slachtoffer] had haar zus verteld dat haar pleegvader verder was gegaan, dan hij als pleegvader mag doen. Ook de pleegmoeder was hiervan op de hoogte en [naam 1] was erbij gehaald. Zij gaf aan dat dat de kus per ongeluk was gebeurd en dat [slachtoffer] nu alles ontkende, terwijl zij bij [naam 4] had aangegeven dat het wél waar was. [slachtoffer] had het ontkend uit piëteit met het gezin. Aangeefster heeft verder verklaard dat [slachtoffer] haar vertelde dat zij met verdachte heeft getongzoend en dat er vergaande seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Voorts heeft aangeefster verklaard dat [slachtoffer] in het weekend van 28 november (
de rechtbank begrijpt: 2015)naar een tante in Eindhoven zou gaan, maar dat ze daar niet is geweest. Tot slot heeft [slachtoffer] verteld dat ze verdachte heeft ontmoet, maar niet waar dat heeft plaatsgevonden, aldus aangeefster.
Verklaring [naam 4]
heeft verklaard dat ze niet weet wanneer [slachtoffer] wel en wanneer niet de waarheid spreekt. Omstreeks eind mei 2015 liep zij met [slachtoffer] in de stad, toen [slachtoffer] zei dat ze iets moest vertellen en ineens over verdachte begon. Zij vertelde toen dat ze met verdachte heeft gezoend en nadat zij zichzelf had verbeterd, zei ze dat [naam 2] met haar had gezoend. Het was een zoen met de tong en [slachtoffer] begon toen te huilen. [naam 4] mocht het niet aan [naam 3] vertellen, omdat anders de twee jongens zouden worden weggehaald.
Op dat moment geloofde [naam 4] haar en heeft zij het met rust gelaten. Twee weken later had [slachtoffer] een docent in vertrouwen genomen, waarop [naam 3] door school werd gebeld. [naam 4] heeft toen aan [naam 3] verteld dat zij van [slachtoffer] had gehoord dat verdachte haar had gezoend. Volgens [naam 3] had verdachte [slachtoffer] een knuffel gegeven, gevolgd door een kus, die per ongeluk op haar mond terecht was gekomen. [naam 4] begon toen te twijfelen, ook omdat [slachtoffer] vervolgens zei dat het verzonnen was en het om een zoen op de mond ging. Ten slotte heeft [naam 4] verklaard dat [slachtoffer] haar had verteld dat verdachte met zijn vingers bij haar naar binnen was geweest. Zij durfde en wilde niet doorvragen, ook kwam er steeds iets bij.
Verklaring [naam 7]
heeft verklaard dat hij een aantal jaren een relatie heeft met [naam 6] (
de rechtbank begrijpt: aangeefster, de moeder van [slachtoffer]). Hij heeft gemerkt dat [slachtoffer] gedrag vertoonde wat niet past binnen een gezin, met name liegen. [naam 6] vertelde dat [slachtoffer] gedurende een weekend in december (
de rechtbank begrijpt: 2015) bij haar tante zou verblijven, maar dat weekend met verdachte in een hotel had doorgebracht. Voorts heeft [naam 7] verklaard dat hij omstreeks juli 2015 met [naam 6] en [slachtoffer] naar Stellendam is geweest. [slachtoffer] heeft hem toen in een restaurant, toen haar moeder ging roken, verteld dat er meer was gebeurd tussen haar en verdachte, dat ze vaker gezoend hadden, dat hij haar had aangeraakt en dat hij met zijn vingers bij haar naar binnen was geweest.
Verklaring [naam 8]
heeft verklaard dat zij in juli en augustus 2015 bij de meidencrisisopvang heeft verbleven, samen met [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft haar toen verteld dat haar pleegvader haar had misbruikt, dat ze seks hebben gehad, dat hij in haar kamer was geweest en aan haar had gezeten. Later zei [slachtoffer] dat ze niets tegen haar wil heeft gedaan. [naam 8] heeft verder verklaard dat [slachtoffer] haar op een gegeven moment via Social Media een berichtje had gestuurd en dat ze een vals identiteitsbewijs wilde hebben. Zij wilde met haar pleegvader naar een hotel.
Verklaring [naam 1]
heeft verklaard dat zij bij jeugdformaat werkt en in die hoedanigheid is belast met de begeleiding van pleeggezinnen. In januari 2015 is [slachtoffer] in het pleeggezin van verdachte geplaatst om vervolgens in juni van dat jaar dit pleeggezin te verlaten.
[slachtoffer] heeft haar verteld dat zij op een gegeven moment, in de avond, met verdachte op de bank zat, toen zij een berichtje kreeg van school dat zij een goed cijfer had behaald. [slachtoffer] begon te juichen en te springen, waarop verdachte haar met een kus wilde feliciteren. Die kus was per ongeluk op haar mond terecht gekomen, omdat [slachtoffer] zo had bewogen. Een paar dagen later belde [naam 3] en toen bleek dat [slachtoffer] tegen [naam 4] een heel ander verhaal had verteld. Omdat [slachtoffer] wisselend in haar verhaal bleef kon haar veiligheid niet worden gegarandeerd in geval van een eventuele terugkeer in het gezin. Zij is toen in een crisisgezin geplaatst. Voorham heeft verder verklaard dat zij in november 2015 in kennis is gesteld dat er aangifte is gedaan tegen verdachte en dat verdachte en [slachtoffer] weer contact met elkaar hadden. Toen zij verdachte hiermee confronteerde, heeft hij aan [naam 1] verteld dat zij in het restaurant van een hotel hadden afgesproken. Die ontmoeting is in de omgeving van Rotterdam geweest, in een Novotel.
Verklaring [naam 9]
heeft verklaard dat zijn dochter [slachtoffer] hem vertelde dat ze een relatie had met verdachte. Nadat zij het pleeggezin had verlaten, hebben zij seks met elkaar gehad.
Verklaringen [slachtoffer]
Op 11 juli 2016 heeft [slachtoffer] verklaard dat het is gestart met een ongelukkige zoen van verdachte, die bij haar over kwam als een ‘echte’ zoen. Zij heeft dit op school verteld en vervolgens is pleegzorg geïnformeerd. Tijdens het informatieve gesprek heeft [slachtoffer] meer verklaard dan er is gebeurd. Het was een kus op de mond en daar is het bij gebleven. Bij [naam 8] heeft zij geïnformeerd naar een vals identiteitsbewijs, omdat zij ondanks het contactverbod met verdachte toch met hem wilde afspreken op een plek waar niemand hen zou kunnen vinden. Zij kon het niet hebben dat het contact ineens over was. Enkele weken nadat zij het gezin had verlaten, bouwde het contact langzaam op en zij hebben toen met elkaar afgesproken bij het strand. In het begin waren ze nog erg voorzichtig, daarna communiceerden zij via I-messenger en de applicatie Telegram. Volgens [slachtoffer] hebben zij in oktober 2015 afgesproken in het Bastion hotel in Rotterdam om met elkaar te praten.
Na afloop van dat gesprek is zij naar Eindhoven gegaan. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij in het weekend van 27 november 2015 samen met verdachte in het Novotel in Rotterdam is geweest, waar zij seks met elkaar hebben gehad. Op dat moment was zij zestien jaar en zij hadden ook met elkaar afgesproken om pas seks te hebben als [slachtoffer] die leeftijd had bereikt. Samen met verdachte heeft zij nog meer hotels bezocht, onder meer het Bastion hotel in Rijswijk. Toen [slachtoffer] nog bij verdachte in huis woonde, hebben zij geen seks met elkaar gehad.
Op 2 augustus 2016 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op 27 september 2015 door verdachte is ontmaagd en dat dit waarschijnlijk in het Bastion hotel in Rijswijk is gebeurd. Ook heeft [slachtoffer] , in oktober 2015, verdachte in Duitsland bezocht, Hij was daar voor zijn werk.
Zij hebben toen geen seks met elkaar gehad, omdat [slachtoffer] ongesteld was.
Verklaringen van de verdachte
Op 12 juli 2016 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] eenmaal een zoen heeft gegeven, omdat zij een goed cijfer had gehaald. Verdachte wilde haar een zoen op haar wang geven, maar die kwam op haar mond terecht. vervolgens heeft [slachtoffer] aan iedereen verteld dat verdachte haar op de mond had gezoend. Nadat [slachtoffer] uit het gezin was geplaatst, kreeg verdachte in de zomer van 2015 een berichtje van [slachtoffer] . Daarop hebben zij elkaar in Scheveningen ontmoet. Vanaf dat moment belden zij af en toe met elkaar, omdat [slachtoffer] anders in haar polsen zou snijden. In november 2015 hebben verdachte en [slachtoffer] een weekend in een hotel doorgebracht, maar toen is er niets gebeurd. Ook kwam [slachtoffer] verdachte een keer opzoeken in het Bastion hotel in Vlaardingen. Verdachte was daar - waarschijnlijk in december (
de rechtbank begrijpt: 2015) - vanwege zijn werk. Voorts wilde [slachtoffer] een keer met verdachte mee naar Duitsland. Dat is mogelijk in oktober of december (
de rechtbank begrijpt: 2015) geweest. Tevens zijn zij samen in een hotel in Rijswijk geweest. Verdachte heeft verder verklaard dat hij met [slachtoffer] heeft getongzoend, dat hij haar bij de borsten, billen en vagina heeft aangeraakt.
Hij kan zich niet meer herinneren wanneer de eerste keer is geweest.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij met [slachtoffer] heeft getongzoend, maar pas nadat zij uit het gezin van verdachte was geplaatst.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij en [slachtoffer] contact met elkaar hebben gehad, ondanks het contactverbod. Zo hebben zij ook samen in hotels overnacht.
In het Bastion hotel in Rijswijk hebben zij voor het eerst samen overnacht, maar toen hebben ze niet met elkaar gevreeën. In Duitsland hebben ze in hotel Jägerhof overnacht. Daar hebben ze geen seks met elkaar gehad. In het Novotel in Rotterdam is er wel seksueel contact geweest tussen verdachte en [slachtoffer] . Zij hebben toen met elkaar gezoend, verdachte heeft [slachtoffer] gestreeld en is met zijn penis in haar vagina is geweest. [slachtoffer] was toen zestien jaar. Tot slot heeft verdachte ontkend dat hij [slachtoffer] op 27 september 2015 heeft ontmaagd in het Bastion hotel in Rijswijk.
Bevindingen
Onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer] heeft uitgewezen dat op 17 oktober 2015 tot en met 18 oktober 2015 gebruik is gemaakt van het WIFI netwerk van hotel Jägerhof. Verbalisant heeft voorts gerelateerd dat middels raadpleging van algemene internetbronnen is gebleken dat in Weeze te Duitsland, een filiaal van hotel Jägerhof is gevestigd en dat Weeze vlakbij Eindhoven ligt. Uit dit onderzoek blijkt voorts dat op 24 oktober 2015 de telefoon van [slachtoffer] een zendmast heeft aangestraald, binnen welk bereik het Bastion hotel in Rijswijk ligt. Ook blijkt daaruit dat de telefoon van [slachtoffer] van 27 november 2015 tot en met 29 november 2015 gebruik heeft gemaakt van het WIFI netwerk van het Novotel te Rotterdam. Navraag bij het Novotel heeft uitgewezen dat verdachte in voornoemde periode een hotelkamer had geboekt. Tot slot blijkt uit onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer] dat op 14 december 2015 een zendmast is aangestraald, binnen welk bereik het Bastion hotel in Vlaardingen ligt. Uit navraag bij het Bastion hotel blijkt dat verdachte van 30 november 2015 tot 1 december 2015 en van 7 december 2015 tot en met 21 december 2015 daar heeft verbleven.
Conclusies van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gedragingen die onder feit 1, eerste gedachtestreepje, ten laste zijn gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer] hierover zeer wisselend heeft verklaard. Zo is [slachtoffer] op verschillende momenten, door verschillende functionarissen gehoord en zijn haar verklaringen over de (tong)zoen van verdachte, over de momenten waarop en waar verdachte ontuchtige handelingen met haar zou hebben gepleegd op verschillende – essentiële – punten niet consistent. De rechtbank betrekt daarbij dat de bron van wetenschap bij de diverse getuigen steeds dezelfde is, namelijk [slachtoffer] en dat zij tegenover hen ook wisselend heeft verklaard over de aan verdachte verweten gedragingen. De rechtbank stelt in dat verband vast dat objectief bewijs ontbreekt. De rechtbank overweegt verder dat de door verdachte verrichte gedraging, te weten een kus op de mond van [slachtoffer] , niet is verricht met een seksuele bedoeling en geenszins seksueel van aard is geweest, zodat deze gedraging niet is aan te merken als een ontuchtige handeling. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier evenmin bewijsmiddelen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gedragingen die onder de tweede en derde gedachtestreepjes ten laste zijn gelegd. Dit betekent dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Feit 2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat uit voorgaande feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, blijkt dat de verweten – en door verdachte erkende – seksuele handelingen moeten hebben plaatsgevonden ná 1 november 2015. Deze handelingen vallen daarmee niet alleen buiten de ten laste gelegde periode, maar hebben bovendien plaatsgevonden op een moment waarop [slachtoffer] – geboren op 1 november 2015 – de leeftijd van zestien jaren al had bereikt. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
1 en 2 primair en subsidiairtenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A.M. Veraart, voorzitter,
mr. H. Steenhuis, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2017.