Op 29 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Jethoe, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mevr. mr. M. Mos. Eiser had op 7 april 2016 verzocht om een afschrift van zijn volledige dossier met betrekking tot een afgewezen verzoek om bijstandsuitkering. Dit verzoek was gedaan in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Verweerder heeft op 1 augustus 2016 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser.
Tijdens de zitting op 24 februari 2017 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoek niet duidelijk maakte dat eiser informatie over zijn persoonsgegevens verlangde. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eiser vooral gericht was op het verkrijgen van documenten in het kader van de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van zijn uitkeringsaanvraag.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.