Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 augustus 2016,
- de akte overlegging producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis waarbij een comparitie is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 23 maart 2017 met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Maes Advies heeft echter bij brief van 30 januari 2011 de conclusies van het EVD van december 2011 genuanceerd en gesteld dat, gezien de aard van de activiteiten van R.B.T., die zich beperken tot het verplaatsen en het opslaan van producten zonder aanvullende bewerking ervan, en de door R.B.T. getroffen technische en organisatorische maatregelen, geen ernstig gevaar voor personen door de mogelijkheid van stofexplosies bestaat. Volgens Maes Advies vindt tijdens het transport van de producten geen stofvorming plaats, omdat dat met grote en lange bandtransporteurs gebeurt, waarbij het getransporteerde product veelal in rust is. Er is slechts stofvorming tijdens het inbrengen en het uitladen van de producten in de silo’s en de vlakloods en bij de overstortpunten van het transportsysteem. De stofconcentratie is hierbij echter met grote waarschijnlijkheid niet zodanig dat er een explosieve omgeving is. Dat geen ernstig gevaar aanwezig is, kan volgens Maes Advies uit het EVD van december 2011 worden afgeleid. (...) De situatie bij R.B.T. op het moment van het opstellen van het EVT voldeed strikt genomen niet aan de ATEX 137-normen. Met het oog daarop verdient het aanbeveling de in het EVD genoemde aanvullende maatregelen te treffen. Dit betekent echter uitdrukkelijk niet dat bij afwezigheid van die maatregelen ernstig gevaar voor personen aanwezig is, aldus Maes Advies. Ten slotte noemt zij in de brief van 30 januari 2012 diverse door R.B.T. getroffen organisatorische en technische maatregelen om de effecten van een stofexplosie zoveel mogelijk te beperken.