ECLI:NL:RBDHA:2017:16740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
6390845 RL EXPL 17-25771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde na verstek

Op 24 oktober 2017 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag in een civiele zaak uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De eisende partij, bestaande uit vier eisers, heeft een vordering ingediend tegen twee gedaagden, waarbij de tweede gedaagde in haar hoedanigheid als borgsteller is betrokken. De gedaagde partijen zijn niet verschenen op de zitting en hebben ook niet gereageerd op de dagvaarding, waardoor de kantonrechter verstek heeft verleend.

De kantonrechter heeft de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en gedaagde partij sub 1 veroordeeld om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen. Daarnaast is gedaagde partij sub 1 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3133,65, vermeerderd met wettelijke rente, en een maandelijks bedrag van € 615,37 voor elke maand dat het gehuurde na 1 november 2017 in bezit blijft. Gedaagde partij sub 2 is eveneens veroordeeld tot betaling van eenzelfde bedrag, met een maximum van € 3.500,00.

De kantonrechter heeft verder de kosten van het geding aan gedaagde partij sub 1 opgelegd, vastgesteld op € 455,11, inclusief een vergoeding voor de gemachtigde van de eisende partij. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is, en heeft de wettelijke rente toegewezen zoals vermeld in het vonnis. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.M. Derijks, kantonrechter.

Uitspraak

Grosse afgegeven aan mr. B.J. Groenhuijzen op
Rechtbank Den Haag
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnummer: 6390845 RL EXPL 17-25771
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiseres 1]

4. [eiseres 2]

tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2] , in haar hoedanigheid van borgsteller

Het procesverloop
Eisende partij heeft gevorderd zoals beschreven in de dagvaarding, waarvan een gewaarmerkt afschrift aan dit vonnis is gehecht en waarnaar wordt verwezen voor wat betreft de namen en woonplaatsen van partijen en de namen van de gemachtigde(n). Gedaagde partij is daarop niet verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd. De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Tegen gedaagde partij is daarom verstek verleend.
Beoordeling van het geschil
De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze bij verstek wordt toegewezen als hierna te vermelden, met dien verstande dat de wettelijke rente zal worden toegewezen als hierna vermeld. De door eisende partij gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Beslissing
De kantonrechter,
1. ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
2. veroordeelt gedaagde partij sub 1 om het gehuurde binnen 3 dagen na betekening van het vonnis met al de zijnen/haren en het zijne/hare te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
3. veroordeelt gedaagde partij sub 1 om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen de som van € 3133,65 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2711,55 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening en voorts te betalen een bedrag van € 615,37 voor iedere maand, gedurende welke gedaagde partij het gehuurde ingegane maand vanaf 1 november 2017 in bezit zal houden, een ingegane maand voor een volle gerekend;
4. veroordeelt gedaagde partij sub 2 om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen de som van € 3133,65 en voorts te betalen een bedrag van € 615,37 voor iedere maand, gedurende welke gedaagde partij het gehuurde ingegane maand vanaf 1 november 2017 in bezit zal houden, een ingegane maand voor een volle gerekend, met een maximum van € 3.500,00;
6. veroordeelt gedaagde partij sub 1 in de kosten van het geding, tot hiertoe aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op € 455,11, waaronder € 175,00 als vergoeding voor de gemachtigde van de eisende partij;
7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Derijks, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2017.
de griffier, de kantonrechter,