In deze civiele procedure tussen de besloten vennootschap Invorderingsbedrijf B.V. en O&T Kindercentra B.V. heeft de kantonrechter op 13 februari 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering van Invorderingsbedrijf B.V. tegen O&T Kindercentra B.V. wegens een onbetaalde factuur van € 211,75, die volgens Invorderingsbedrijf voortkwam uit een serviceovereenkomst die automatisch was verlengd. O&T heeft echter aangevoerd dat zij de overeenkomst tijdig had opgezegd per 3 april 2016, en dat de factuur derhalve niet verschuldigd was.
De procedure begon met een dagvaarding op 25 oktober 2016, maar de zaak kwam niet direct voor de rechtbank omdat Invorderingsbedrijf de zaak niet correct had ingediend. Na een tweede dagvaarding op dezelfde datum, heeft de kantonrechter op 12 januari 2017 een comparitie van partijen gehouden. Tijdens deze zitting heeft Invorderingsbedrijf erkend dat de overeenkomst was opgezegd en dat de vordering geen stand zou houden. O&T heeft vervolgens gevorderd dat Invorderingsbedrijf in de kosten van de procedure werd veroordeeld, stellende dat er sprake was van misbruik van procesrecht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Invorderingsbedrijf inderdaad misbruik van procesrecht heeft gemaakt door de vordering in te stellen, ondanks dat zij op de hoogte was van de opzegging van de overeenkomst. De rechter heeft de vorderingen van Invorderingsbedrijf afgewezen en Invorderingsbedrijf veroordeeld in de volledige proceskosten. O&T is toegelaten om de daadwerkelijk gemaakte kosten te specificeren, en verdere beslissingen zijn aangehouden tot een rolzitting op 13 maart 2017.