ECLI:NL:RBDHA:2017:16718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
16/4962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van documenten uit Guinee als brondocumenten voor Basisregistratie persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had documenten uit Guinee overgelegd ter bijhouding van de Basisregistratie persoonsgegevens (BRP), maar verweerder weigerde deze documenten als brondocumenten te erkennen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de authenticiteit van de documenten en de omstandigheden waaronder deze waren verkregen. De getuigenverklaring van een Guineese getuige wees erop dat de afgifte van paspoorten in Guinee in de praktijk anders verloopt dan in het ambtsbericht uit 2009 werd weergegeven. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de documenten als niet-authentiek te beschouwen en dat verweerder had moeten onderzoeken of een paspoort was afgegeven zonder dat daaraan voorafgaand een geboorteakte of een jugement supplétif had bestaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en gaf verweerder de opdracht om binnen 90 dagen een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 16/4962

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2017 in de zaak tussen

[eiseres],

gemachtigde: mr. H.M. Schurink-Smit,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. A.T. Kasiemkhan.

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd drie door eiseres overgelegde documenten uit Guinee aan te merken als brondocument voor de bijhouding van de Basisregistratie persoonsgegevens (BRP).
Bij besluit van 23 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. L. Siers, waarnemend voor haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Op 30 november 2015 heeft eiseres in het kader van een procedure tot naturalisatie tot Nederlander verzocht om ter bijhouding van de BRP, gegevens te ontlenen aan de volgende door haar overgelegde documenten:
- een paspoort uit Guinee, [nummer 1], afgegeven op 29 juli 2015;
- een jugement supplétif, [nummer 2], afgegeven op 22 juli 2015, en
- een extrait du registre de l’etat-civil (Acte de Naissance), nummer 113, afgegeven op 22 juli 2015.
2. In het primaire besluit heeft verweerder geoordeeld dat, nu de door eiseres overgelegde documenten niet als authentiek en deugdelijk kunnen worden aangemerkt, aan dit document (lees: deze documenten) geen gegevens worden ontleend. Deze documenten kunnen evenmin worden gebruikt ten behoeve van andere procedures.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd de door haar overgelegde documenten als brondocumenten aan te merken, althans heeft nagelaten daarnaar toereikend onderzoek te doen. Deze beroepsgrond slaagt.
3.1.
Verweerder heeft als reden voor de weigering aangegeven dat eiseres in 2009 in het bezit is gesteld van een Guinees paspoort. Volgens het algemeen ambtsbericht (aab) Guinee 2009 moeten bij de aanvraag van een paspoort worden overgelegd een nationale identiteitskaart, een uittreksel uit het geboorteregister, een woonplaatsverklaring, de kiezerspas en pasfoto’s. Ter verkrijging van de nationale identiteitskaart moet worden overgelegd een uittreksel uit het geboorteregister of een jugement supplétif (een verklaring van de rechter dat een bepaalde persoon op een bepaalde datum is geboren). Er moet, aldus verweerder, dus een uittreksel uit het geboorteregister en/of een jugement supplétif zijn geweest voor eiseres haar paspoort verkreeg. Omdat in Guinee alleen een eerste registratie van geboorte rechtskracht heeft, heeft het overgelegde jugement supplétif uit 2015 geen waarde.
3.2.
Eiseres heeft ter zitting meegebracht en als getuige is vervolgens gehoord [persoon a]. Omtrent zijn bekendheid met het functioneren van registraties in Guinee heeft [persoon a] aangegeven samen met enkele andere Guineeërs geruime tijd deel te hebben uitgemaakt van een commissie die de Guineese autoriteiten met het oog op terugkeer uit Europa moest adviseren over de herkomst van zich als Guineeër presenterende personen. De verklaring van [persoon a] komt er eenvoudig weergegeven op neer dat de afgifte van Guineese paspoorten in de praktijk al jaren anders verloopt dan het door verweerder geciteerde ambtsbericht uit 2009 weergeeft. Bij aanvragen van een paspoort vanuit het buitenland, zoals in het geval van eiseres, volstaat en volstond, anders dan bij het aanvragen van een paspoort vanuit het binnenland, een kiezerspas. Die had eiseres in haar bezit en is toen ook overgelegd. Door aan die informatie geen nader onderzoek te wijden heeft verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid, aldus eiseres. [persoon a] heeft ten overvloede ook nog gewezen op de praktijk bij andere gemeenten, waar die onderzoeken vaak wel plaats zouden vinden, hetgeen dan alsnog tot registratie leidt, en op latere algemeen ambtsberichten, waarin steun is te vinden voor zijn standpunt.
3.3.
Verweerder kan worden nagegeven dat een aab de status heeft van deskundigenbericht en dat, behoudens zeer bijzondere aanwijzingen van een mogelijk tegendeel, op de inhoud daarvan mag worden afgegaan. Het is echter de vraag of, wanneer niet alleen het aab 2009, maar in onderlinge samenhang alle ambtsberichten Guinee van 2009 tot en met 2014 worden bezien, er nog steeds onvoldoende aanknopingspunten zijn voor eiseresses weergave van de situatie. Het aab 2011 meldt op bladzijde 26 dat bij de aanvraag van een paspoort (slechts) een identiteitskaart en pasfoto’s moeten worden ingeleverd en (op bladzijde 25) dat ook een kiezerspas geldt als identiteitskaart. Dit laat de mogelijk open van een paspoortprocedure zoals de getuige hem beschrijft. Dit aab geeft voorts aan dat voor afgifte van een carte nationale identité in plaats van een geboorteakte ook een kiezerspas volstaat. Dat ook voor het verkrijgen van een kiezerspas een geboorteakte nodig is valt uit geen van de ambtsberichten af te leiden. In deze situatie is dus denkbaar dat een paspoort is afgegeven zonder dat daaraan voorafgaand een geboorteakte of een jugement supplétif heeft bestaan.
3.4.
Het aab 2013 (paragraaf 2.3.) vermeldt dat bij de aanvraag van een paspoort moeten worden ingeleverd (onder meer) een kopie van de geboorteakte en de identiteitskaart, maar ook (aan het begin van de paragraaf) dat de wetgeving omtrent uitgifte van (onder meer) paspoorten onduidelijk is en dat de praktijk nogal eens afwijkt. Het aab 2014 (paragraaf 2.3.) vermeldt dat (onder meer) moet worden ingeleverd een geboorteakte (die in authentieke vorm weinig beschikbaar is) of een kiezerspas en een identiteitskaart (wat in samenhang met het aab 2011 veronderstelt dat een geboorteakte kennelijk niet per definitie nodig is). Tevens wordt in deze paragraaf aangegeven dat er in Guinee op dit punt gebrek is aan financiën, goed opgeleid personeel en materieel.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder, gegeven het onduidelijk beeld dat de genoemde ambtsberichten in onderlinge samenhang bezien tonen, nader onderzoek had moeten doen naar de mogelijkheid dat in deze zaak een paspoort is afgegeven zonder dat daaraan voorafgaand een geboorteakte of een jugement supplétif heeft bestaan. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 90 dagen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen 90 dagen na verzending van het afschrift van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.