Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummer:AWB 16/17723
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2017 in de zaak tussen
[eiser] en 35 andere natuurlijke personen, gezamenlijk te noemen: eisers, en
[eiseres 1]., gevestigd te Cyprus, eiseres 1, en
[eiseres 2]., gevestigd te Singapore, eiseres 2, en
[eiseres 3], gevestigd te Cyprus, eiseres 3,
[eiseres 4]., gevestigd te Cyprus, eiseres 4,
[eiseres 5]., gevestigd te Zoetermeer, Nederland, eiseres 5,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Uit de uitzondering die in artikel 10, derde lid, aanhef en onder c, en bijlage VII van de Schengengrenscode voor passagierende zeelieden wordt gemaakt voor wat betreft het afstempelen van hun reisdocumenten en de verplichting de buitengrenzen via de grensdoorlaatposten te overschrijden, leidt de rechtbank af dat de Europese wetgever het van en aan boord gaan door zeelieden van een in een zeehaven gelegen zeeschip ziet als overschrijding van de buitengrens. Immers, nu alleen bij overschrijding van de buitengrens melding bij een grensdoorlaatpost en afstempeling van de reisdocumenten is voorgeschreven, ligt het niet in de rede dat daarop een uitzondering wordt gemaakt als van overschrijding van deze grens met het van en aan boord gaan geen sprake is. Dat de Europese wetgever het van en aan boord gaan door zeelieden ziet als overschrijding van de buitengrens wordt onderstreept door de in bijlage VII gebruikte bewoordingen, waaruit volgt dat het grondgebied wordt binnengekomen door aan land te gaan en het grondgebied wordt verlaten door terug te keren naar het schip. Dat in het geval van eisers geen sprake was van terugkeer na passagieren, leidt voor de rechtbank niet tot een ander oordeel over de betekenis van de aanmonstering van eisers voor hun verblijf binnen het Schengengebied.