ECLI:NL:RBDHA:2017:16648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
C/09/511419 / HA ZA 16-597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een samenlevingsrelatie in het kader van een geschil over inboedelzaken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een geschil tussen een man en een vrouw over de financiële afwikkeling van hun samenlevingsrelatie. De rechtbank heeft op 27 december 2017 een tussenvonnis uitgesproken, waarin de man is toegelaten tot het leveren van bewijs omtrent de afspraken die partijen in hun samenlevingscontract hebben gemaakt over de inboedel. De man heeft gesteld dat de afspraken zijn gemaakt om de inboedel veilig te stellen voor verhaal door schuldeisers, terwijl de vrouw betoogt dat de afspraken zijn gemaakt omdat zij de man jarenlang heeft gefinancierd en zijn mantelzorger was. De rechtbank heeft de man in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen, waaronder zichzelf en een derde, om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de partijen ernaar moeten streven om de getuigenverhoren op één dag te laten plaatsvinden. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen in zowel conventie als reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/511419/ HA ZA 16-597
Vonnis van 27 december 2017
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. Scholtus te Den Haag,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. de Koning te Lisse.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2017;
- de akte overlegging productie van de man van 8 november 2017;
- de antwoordakte van de zijde van de vrouw van 29 november 2017.
- de akte uitlaten bewijslevering van de man van 13 december 2017.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In verband met de uitleg van hetgeen partijen in hun samenlevingscontract omtrent de inboedel hebben afgesproken, is de man bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om een kopie van het dossier van de notaris in het geding te brengen met betrekking tot het in het samenlevingscontract omtrent de inboedelzaken bepaalde aanwezige stukken (zoals aantekeningen/gespreksverslagen/telefoonnotities). De vrouw mocht daarop reageren en de man mocht vervolgens kenbaar maken of hij nog bewijs wenste te leveren door het horen van getuigen.
2.2.
Bij akte heeft de man een brief van de notaris aan de man en de vrouw overgelegd van 31 oktober 2017. Daarin schrijft de notaris:
“Geachte heer [de man] ,
Geachte mevrouw [de vrouw] ,
Aan mij is overgelegd een kopie van het vonnis van de Rechtbank Den Haag de dato 18 oktober 2017. Ik heb vervolgens uw dossier van het samenlevingscontract (van 2011) erop nagekeken. In een voorbespreking van 20 december 2011 heeft u aangegeven dat alle inboedel van mevrouw [de vrouw] is, hetgeen als verklaring van u beiden in het samenlevingscontract bij de overweging is opgenomen.
Overige informatie daaromtrent heb ik niet aangetroffen. (…)”
2.3.
De man acht het opvallend dat de notaris, bekend met het tussenvonnis, slechts een verklaring heeft gegeven, zonder de in het dossier aanwezige en voor zijn verklaring relevante stukken toe te voegen. De notaris maakt ook niet duidelijk waaruit hij de informatie, die hij thans verschaft, put. Ook blijkt niet of door de notaris tijdens de bespreking op 20 december 2011, dan wel op een ander moment, hierover is doorgevraagd. Als partners als tweeëneenhalf jaar samenwonen is opmerkelijk dat slechts één van hen de complete inboedel in eigendom zou hebben.
2.4.
De vrouw heeft bij antwoordakte aangevoerd dat het heel normaal is dat partijen, als ze al enige tijd samenleven, een samenlevingscontract opstellen. De vrouw heeft al eerder betoogd dat partijen het artikel betreffende de inboedel overeengekomen zijn omdat de vrouw al jarenlang alles voor de man had gefinancierd en 24 uur per dag zijn mantelzorger was en niet, zoals de man stelt, om beslaglegging te voorkomen. Indien de man daadwerkelijk met dit artikel de bedoeling heeft gehad om beslaglegging (van de inboedel) te voorkomen, dan had hij in de samenlevingsovereenkomst ook op dienen te nemen dat zijn dure auto en boot aan de vrouw toebehoorden. Een getuigenverhoor voegt aan de beschikbare informatie niets toe.
2.5.
De man heeft bij akte van 13 december 2017 vervolgens verklaard bewijs door middel van getuigen te willen leveren en zichzelf en de heer [A] (kantoor houdend bij [B.V. I] te [plaats] ) als getuige te willen horen.
2.6.
Conform zijn aanbod daartoe zal de man worden toegelaten tot het leveren van bewijs door getuigen. De zaak zaal daartoe naar de rol worden verwezen.
2.7.
In het geval de vrouw van het recht op contra-enquête gebruik wenst te maken en het totaal aantal door de rechtbank (in de enquête en de contra-enquête) te horen getuigen het aantal van vijf niet overstijgt, verdient het aanbeveling als de contra-enquête aansluitend op dezelfde dag kan plaatsvinden. De rechtbank verzoekt partijen, indien mogelijk, daarnaar te streven.
2.8.
Iedere verdere beslissing, in conventie en in reconventie, zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
In conventie :
3.1.
laat de man toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat partijen met het inzake de inboedel in het samenlevingscontract bepaalde louter hebben beoogd de inboedel veilig te stellen voor verhaal door schuldeisers, zodat het een tijdelijke regeling betrof, en dat het niet de bedoeling is geweest van partijen om de vrouw aanspraak te geven op de inboedelzaken van de man in het geval partijen uit elkaar zouden gaan;
3.2.
bepaalt dat de getuigen zullen worden gehoord door mr. M.J. Alt-van Endt op een door haar te bepalen dag en uur in een van de zalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag;
3.3.
bepaalt dat de advocaat van de man en van de vrouw uiterlijk
op 17 januari 2018
schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de griffie van het Team Handel van deze rechtbank opgave zullen doen van de verhinderdata van alle betrokkenen voor een periode van drie maanden na datum opgave verhinderdata, waarna dag en uur voor de verhoren zal worden bepaald;
3.4.
bepaalt dat alle partijen – indien zij dat wensen – uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
3.5.
verzoekt partijen er, zo mogelijk, naar te streven dat de enquête en de contra-enquête op één dag kunnen plaatsvinden;
In conventie en in reconventie:
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier. [1] .

Voetnoten

1.type: 1308