ECLI:NL:RBDHA:2017:16608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
C/09/503372 / HA ZA 16-61
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de procedure en bewijsvoering in een civiele zaak met betrekking tot erkenning van buitenlandse vonnissen

In deze civiele procedure, die op 30 augustus 2017 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, staat de erkenning van een vonnis van het Harju County Court in Estland centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.W. van Zijll, heeft een zaak aangespannen tegen gedaagde, die in Estland woont en wordt bijgestaan door advocaat mr. M. Verhagen. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een vonnis van 30 november 2016, reeds een aantal procedures doorlopen en heeft nu de verdere beoordeling van de zaak ter hand genomen.

Gedaagde heeft een afschrift van het vonnis van het Harju County Court ingediend, maar de rechtbank merkt op dat de afschriften en bijbehorende certificaten van vonnissen van het Tallinn Circuit Court en het Supreme Court ontbreken. Deze documenten zijn cruciaal voor de beoordeling van de erkenning van het buitenlandse vonnis, aangezien zonder deze stukken de rechtbank niet kan vaststellen of het vonnis gezag van gewijsde heeft. De rechtbank heeft gedaagde bevolen om de ontbrekende stukken alsnog in het geding te brengen en zijn stellingen nader aan te vullen in overeenstemming met de EEX-verordening.

Eiseres heeft de mogelijkheid om te reageren op de aanvullingen van gedaagde en kan haar stellingen ook verder aanvullen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden en de zaak naar de rol van 22 november 2017 verwezen voor een akte aan de zijde van gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.J. Alt-van Endt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/503372 / HA ZA 16-61
Vonnis van 30 augustus 2017
in de zaak van
[eiseres],
voorheen geheten [naam],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. S.W. van Zijll te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2], Estland,
gedaagde,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 30 november 2016, met de daarin genoemde producties;
  • de akte van gedaagde, met producties;
  • de akte van eiseres;
  • de antwoordakte van gedaagde;
  • de antwoordakte van eiseres.
1.2.
Ten slotte is de datum voor het tussenvonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Gedaagde heeft bij genoemde akte als productie 2 een afschrift van het vonnis van het Harju County Court ingediend, voorzien van een certificaat krachtens artikel 53/54 van de (herschikte) EEX-verordening 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De afschriften en bijbehorende certificaten van de vonnissen van het Tallinn Circuit Court en het Supreme Court ontbreken echter. Zonder de betreffende stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat aan het vonnis in eerste aanleg van het Harju County Court gezag van gewijsde toekomt. De enkele mededeling van de correspondent van gedaagde volstaat daartoe niet. Voor de toepassing van het stelsel van de EEX-verordening – waar gedaagde zich op beroept – zijn de ontbrekende stukken noodzakelijk. Hij wordt daarom bevolen de ontbrekende stukken alsnog in het geding te brengen. Gedaagde dient verder zijn stellingen nog nader aan te vullen en te zetten in de sleutel van de verordening.
2.2.
Eiseres mag hierop nog reageren en mag desgewenst haar stellingname ook nader aanvullen en (nog meer) in de sleutel van de verordening zetten (vgl. m.n. art 45 ev.).
2.3.
Gedaagde mag op een eventuele aanvulling van de stellingname van eiseres nog reageren.
2.4.
Iedere verdere beslissing, waaronder ook betreffende de vraag of nog vragen aan het IJI moeten worden gesteld, wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 22 november 2017 voor akte aan de zijde van gedaagde als bedoeld in rov. 2.1.;
3.2.
bepaalt dat eiseres daarop ter rolle van woensdag 20 december 2017 bij akte als bedoeld in 2.2 mag reageren:
3.3.
in het geval eiseres haar stellingen nader aanvult als hiervoor bedoeld, mag gedaagde daarop als bedoeld in 2.3 bij akte reageren;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 2008