ECLI:NL:RBDHA:2017:16573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
C/09/526656 / KG ZA 17-175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over nakoming van de zorgregeling in het ouderschapsplan met betrekking tot de meivakantie 2017

In deze zaak, die op 18 april 2017 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde de moeder dat de vader de zorgregeling ter zake van de schoolvakanties, zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan, zou nakomen. De partijen, die ex-echtgenoten zijn, hebben samen twee minderjarige kinderen. In het ouderschapsplan, dat op 8 juli 2014 is ondertekend, is afgesproken dat de vakanties zoveel mogelijk tussen beide ouders worden verdeeld. De moeder stelde dat de vader zich niet aan deze afspraken hield en verzocht de voorzieningenrechter om de vader te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom als drukmiddel. Tijdens de zitting bleek dat partijen gedeeltelijk overeenstemming hadden bereikt, maar er bleef een geschil over de verdeling van de meivakantie 2017.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de vordering van de moeder aanwezig was, gezien de korte tijd tot de meivakantie. De rechter benadrukte dat de afspraken in het ouderschapsplan nagekomen moeten worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking rechtvaardigen. De vader had niet aannemelijk gemaakt dat dergelijke omstandigheden zich voordeden. De rechter wees de vordering van de moeder toe, maar wees de vordering tot het opleggen van een dwangsom af, omdat de problemen vooral voortkwamen uit de verstoorde communicatie tussen de partijen. De kosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/526656 / KG ZA 17-175
Vonnis in kort geding van 18 april 2017
in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. N.D. Groenewoud te Nieuw-Vennep,
voorheen mr. A.M. Buitenhuis te Nieuw-Vennep,
tegen:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. de Leeuw te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 februari 2017, met productie 1 en 2;
- het faxbericht van 10 april 2017 van de zijde van de moeder, met als productie het vakantieschema 2017;
- de op 11 april 2017 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Partijen hebben ter zitting ter zake van hun geschil gedeeltelijk overeenstemming bereikt. De betreffende afspraken zijn opgenomen in een proces-verbaal (onder bovengenoemd zaak- en rolnummer), dat door beide partijen is ondertekend. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht ter zake van het resterende gedeelte van de vordering te beslissen.
1.3.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] .
2.2.
In het kader van de echtscheiding hebben partijen een onderlinge regeling getroffen, welke is vastgelegd in het door hen op 8 juli 2014 ondertekende ouderschapsplan.
Onder artikel 4.4 van het ouderschapsplan is het volgende opgenomen:
“De vakanties en overige feestdagen zullen zoveel mogelijk tussen beide ouders verdeeld worden. Als uitgangspunt geldt dat elk van de ouders gedurende de helft van de vakanties de kinderen bij zich heeft.”
2.3.
Artikel 4.4 van het ouderschapsplan is ter zake van het jaar 2017 geconcretiseerd in het door de moeder in september 2016 aan de vader toegestuurde vakantieschema 2017.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven – de vader te veroordelen de zorgregeling ter zake van de schoolvakanties van twee weken in het ouderschapsplan en het vakantieschema 2017 na te komen, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert zij – kort samengevat – aan dat de vader zich moet houden aan de afspraak in het ouderschapsplan dat de vakanties bij helfte worden gedeeld. Voor de minderjarigen (vanwege hun beperkingen) en partijen (vanwege hun baan) is het belangrijk dat de vakantieregeling tijdig wordt geconcretiseerd en vervolgens nagekomen. De vader heeft geen wijzigingen ter zake van het vakantieschema 2017 doorgegeven, zodat dit als uitgangspunt heeft te gelden. Het dienstrooster van de moeder sluit aan op het vakantieschema. Zij heeft ter zake van de meivakantie verlof gevraagd voor de week waarin de minderjarigen bij haar zijn. In de andere week moet zij werken. De vader moet ervoor zorgen dat de week waarin de minderjarigen bij hem zijn, aansluit op zijn dienstrooster. Voor zover dat niet lukt, is hij verantwoordelijk voor de opvang van de minderjarigen.
3.3.
De vader voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt in het navolgende – voor zover nodig – ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen verschillen al langere tijd van mening over de invulling van hun zorg- en opvoedingstaken. Recent is tussen hen een geschil ontstaan over de verdeling van de meivakantie 2017. Nu deze vakantie op zeer korte termijn begint en het in het belang van alle betrokkenen is dat duidelijkheid ontstaat ter zake van het geschil, is het spoedeisend belang bij de ingestelde vordering gegeven. Indien en voor zover de vordering van de moeder ook ziet op de kerstvakantie 2017, wordt deze wegens het ontbreken van spoedeisendheid afgewezen. Daarbij wordt betrokken dat partijen ter zitting hebben afgesproken zo spoedig mogelijk te zullen deelnemen aan ouderschapsmediation bij Cardea te [plaats] , in welk kader zij eventueel over de verdeling van de kerstvakantie afspraken kunnen maken.
4.2.
Uitgangspunt is dat de door partijen overeengekomen regeling moet worden nagekomen, wat inhoudt dat de minderjarigen in de meivakantie de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader zijn. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. De vader heeft tegenover het betoog van de moeder niet aannemelijk gemaakt dat van dergelijke omstandigheden sprake is. Dat hij op 4 en 5 mei 2017 moet werken geeft geen aanleiding de getroffen regeling thans te wijzigen. De vader was bekend met de verdeling van de meivakantie en ook met de kans te worden ingeroosterd. Het lag daarom op zijn weg – en hij had daartoe de gelegenheid – voorzieningen te treffen, zoals ook de moeder heeft gedaan. De problemen waar de vader nu tegenaan loopt, dienen niet op de moeder te worden afgewenteld, nog daargelaten dat dit in praktisch opzicht niet mogelijk is. De moeder moet in de tweede week van de meivakantie werken, gelet op haar verlof in de week daarvoor. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt niet ook nog tijdens deze week vrij te kunnen nemen, omdat zij door de structureel op haar rustende doordeweekse verzorging van de minderjarigen al te weinig uren heeft gewerkt, welk tekort zij moet inhalen. Ook de algemene bezwaren van de vader tegen het ouderschapsplan geven geen aanleiding op dit moment de regeling ter zake van de meivakantie te wijzigen. Dat het ouderschapsplan volgens de vader vanaf de aanvang niet haalbaar was vanwege zijn dienstrooster en door de gezinssituatie met zijn nieuwe partner steeds vaker tot problemen leidt, betreft een langer bestaand probleem dat niet kan worden opgelost door een beslissing voor de korte termijn op slechts één beperkt aspect van het ouderschapsplan. Ditzelfde geldt voor de stelling van de vader dat zijn appartement te klein is om de minderjarigen de nodige privacy te kunnen bieden. Ook in dit verband geldt dat partijen deze punten kunnen betrekken in de ouderschapsmediation bij Cardea.
4.3.
Gelet hierop zal de vordering worden toegewezen als na te melden.
4.4.
De vordering ter zake van de dwangsom wordt afgewezen. De problemen ter zake van de uitvoering van de zorgregeling worden vooral veroorzaakt door de verstoorde verhouding van partijen en hun gebrekkige communicatie, waaraan zij beiden debet zijn. Onder die omstandigheden is het niet passend de vader een dwangsom op te leggen, nog daargelaten dat de eventuele executie van een dwangsom de onderlinge relatie van partijen nog verder onder spanning zal zetten, wat niet in het belang van de minderjarigen is.
4.5.
In de omstandigheid dat partijen ex-echtgenoten zijn, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de vader de zorgregeling ter zake van de meivakantie 2017 na te komen, zoals opgenomen in het door partijen op 8 juli 2014 ondertekende ouderschapsplan en geconcretiseerd in het vakantieschema 2017;
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van der Schenk en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017.
rasv