ECLI:NL:RBDHA:2017:16429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
NL17.4268
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende bescherming in Guinee

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Guinese nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende onderbouwd heeft dat in Guinee in het algemeen bescherming wordt geboden aan asielzoekers. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft met zijn oom, die hem bedreigt en mishandelt, en dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Guinee. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Guinee de bescherming van de autoriteiten kan inroepen, aangezien hij niet heeft geprobeerd om aangifte te doen bij de politie. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 990,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL 17.4268
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2017 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Kurt-Gecoglu),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Berben).

ProcesverloopBij besluit van 30 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Tevens is bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 14 van de Vw 2000 en geen uitstel van vertrek wordt verleend.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn voogd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Guinese nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedag] 1999 en is afkomstig uit Guinee. Eiser heeft aan zijn asielrelaas het volgende ten grondslag gelegd.
Zijn vader is tegen de zin van zijn familie getrouwd met zijn moeder. De familie van zijn vader was tegen dit huwelijk omdat zij geen moslim was en omdat zij van de Belese stam was in plaats van de Koyaka stam. Zij hadden jaren geen contact met deze familie en alles was goed totdat op een gegeven moment twee ooms van vaderskant kwamen inwonen. Zij deden, achter de rug van zijn vader om, naar tegen hen. Zijn moeder moest na het overlijden van zijn vader met één van deze ooms ( [naam] genaamd) trouwen. Die oom vroeg drie dagen na de begrafenis zijn moeder om de eigendompapieren van een stuk land van zijn vader. Haar moeder heeft de oom verteld dat ze niet wist waar die waren. Daarna heeft zij de eigendomspapieren aan eiser gegeven. Eiser heeft die in bewaring gegeven bij een schoolvriend.
Deze oom behandelde hen slecht en sloeg zijn moeder meermaals in elkaar. Eiser mocht niet meer naar school. Als zijn moeder daar iets van zei werd ze in elkaar geslagen door die oom. Zijn oom bleef vragen naar de eigendomspapieren van het stuk land.
Zijn oom beschuldigde hem op een gegeven moment van diefstal van een groot bedrag uit de winkel. Eiser werd daarom door zijn oom opgesloten in een kamer en meermaals in elkaar geslagen. Ook zijn moeder werd in elkaar geslagen.
Eiser is uit deze kamer bevrijd door het (stief-) broertje ( [naam] ), de zoon van de tweede vrouw van die oom, omdat eisers moeder met de andere kinderen was gevlucht en de oom had gezegd dat hij eiser zou vermoorden. Als je in Nzerekoere wordt beschuldigd van diefstal wordt er een autoband om die persoon gedaan en wordt die persoon in brand gestoken. Dat heeft hij meer dan tien keer zien gebeuren. De politie doet niets hiertegen als mensen zeggen dat het een dief betreft.
Eiser is naar een schoolvriendin gegaan. Haar vader is pastoor. Hij heeft eiser geholpen en voor hem de reis geregeld uit Guinee.
Eiser kan niet terugkeren omdat zijn oom hem wil vermoorden en omdat hij in brand gestoken zal worden in een autoband vanwege de valse beschuldiging van diefstal.
2. Verweerder heeft de volgende elementen van het asielrelaas relevant geacht:
  • De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
  • De problemen die eiser heeft ondervonden met zijn oom.
3. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser geloofwaardig geacht.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de algehele situatie in Guinee niet zodanig is dat asielzoekers uit Guinee zonder meer als vluchteling worden aangemerkt.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn persoonlijke feiten omstandigheden zijn vrees voor vervolging rechtvaardigen. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft met zijn oom en vreest bij terugkeer door hem te worden gedood. Tegen deze problemen kan eiser echter de bescherming van de autoriteiten van zijn land inroepen. Eiser kan worden aangerekend dat hij heeft nagelaten tenminste een poging te wagen zich te wenden tot de politie en of andere (hogere) autoriteiten, noch tot internationale organisaties. Reeds daarom heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij in Guinee niet de bescherming in kan roepen.
5. Eiser heeft aangevoerd dat uit het Algemeen ambtsbericht inzake Guinee van 20 april 2014 en drie andere rapporten over Guinee blijkt dat in Guinee juist niet in het algemeen bescherming wordt geboden. Hiertoe heeft eiser verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2017 met nummer AWB 17/2575. Verkrachting en huiselijk geweld komen veelvuldig voor en zijn verboden bij wet, maar daders worden zelden vervolgd. De politie mengt zich zelden in zaken van huiselijk geweld. Eiser heeft hiertoe verwezen naar het mensenrechtenrapport van U.S. Department of State van 13 april 2013, het rapport V.N. Mensenrechtenraad van 21 januari 2016 en het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada van 14 oktober 2016.
Verder dient verweerder nadere informatie te verstrekken over de Ngo’s waarvan in het algemeen ambtsbericht wordt gesteld dat deze soms ook behulpzaam zijn bij de afhandeling van aanklachten. Dit is in lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD9606.
Als niet in het algemeen bescherming wordt geboden kom je niet toe aan de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is. Subsidiair heeft eiser aangevoerd dat hij dit wel aannemelijk heeft gemaakt.
6. Verweerder heeft volhard in het standpunt dat in Guinee in het algemeen bescherming wordt geboden. Tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2017 heeft verweerder hoger beroep ingesteld.
7. In het Algemeen Ambtsbericht Guinee, 20 april 2014 is het volgende opgenomen:
3.2
Toezicht en rechtsbescherming
Aangifte van een misdrijf wordt doorgaans gedaan bij de politie, in enkele gevallen
bij de gendarmerie (die eigenlijk verantwoordelijk is voor handhaving van de
openbare orde). De aangever doet de aangifte mondeling, waarna de politieagent of
gendarme het opschrijft. De heersende mening is echter dat het doen van aangifte
geen zin heeft. De juridische sector in Guinee is niet onafhankelijk en corrupt en
kampt met een gebrek aan financiële middelen.
Als toch aangifte wordt gedaan, wordt dit wisselend behandeld. Dit hangt onder
andere af van de willekeur van de beambte en de sociale positie van de aanklager. Indien de politie of gendarmerie in gebreke blijft bestaat de mogelijkheid om direct
naar de rechtbank te gaan. In de praktijk bestaat onder de bevolking een voorkeur
voor het afhandelen van geschillen via bemiddeling. Soms kunnen Ngo’s
behulpzaam zijn bij de afhandeling van aanklachten. Dit hangt onder andere af van
de aard van de aanklacht. Er zijn bijvoorbeeld mogelijkheden ter bescherming van
geslagen vrouwen of kinderen en Ngo's kunnen een dossier volgen om te zien of er
wel stappen worden ondernomen. De meeste slachtoffers zijn echter niet bekend
met dergelijke mogelijkheden.
(…)
3.3.5
Rechtsgang
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is in de grondwet vastgelegd. In de
praktijk opereert de rechterlijke macht echter niet altijd onafhankelijk. De juridische
sector kampt met een tekort aan financiële middelen en is inefficiënt en corrupt.
Budgettaire tekorten, een gebrek aan gekwalificeerde juristen en rechters en een
gedateerde strafwet beperken de effectiviteit van de rechterlijke macht, evenals
nepotisme en etnische vooroordelen. In de afgelopen jaren vonden geplande
strafrechtelijke processen vaak geen doorgang. Wel vonden er sporadisch processen plaats voor gedaagden met een hoge zichtbaarheid. Daar komt nog bij dat
rechtelijke uitspraken niet altijd in de praktijk ten uitvoer werden gebracht.
De wet voorziet in de presumptie van onschuld, de onafhankelijkheid van rechters,
het recht op een raadsman (maar alleen in geval van een ernstig misdrijf) en het
recht op beroep, maar deze rechten werden niet stelselmatig toegepast. Veel zaken
kwamen nooit voor de rechter. De wet voorziet verder in civiele procedures,
daarbij inbegrepen het vorderen van schadevergoeding vanwege
mensenrechtenschendingen. Het procesrecht is echter noch onafhankelijk noch
onpartijdig en steekpenningen en de politieke en sociale status van de
procespartijen beïnvloeden vaak rechterlijke uitspraken. Er werden weinig eisen tot
schadevergoeding vanwege mensenrechtenschendingen in 2013 ingediend, deels
doordat mensen bang waren om leden van de veiligheidsdienst voor de rechter te
slepen, deels door een gebrek aan vertrouwen in de bekwaamheid en
onpartijdigheid van de rechterlijke macht.
Er was sprake van willekeurige arrestatie en detentie en er waren niet genoeg
advocaten en rechters om zaken binnen een redelijke termijn te berechten. Bij de
rechtbank van eerste aanleg trad de rechter soms op als openbare aanklager,
rechter-commissaris en rechter. Advocaten kregen toegang tot hun cliënten, maar
vaak in aanwezigheid van bewakers. (…)
Decennia van verwaarlozing van de rechterlijke macht hebben geleid tot ernstige
gebreken, met straffeloosheid als gevolg. Jarenlang is 0.5 procent van de
overheidsbegroting uitgetrokken voor de rechterlijke macht. Als gevolg daarvan is er
een groot gebrek aan juridisch personeel, onvoldoende infrastructuur en middelen.
Voorts is sprake van onprofessioneel gedrag, waaronder corruptie, niet opdagen bij
de rechtbank en slechte archivering.
Door de onbetrouwbaarheid van de officiële rechtsgang en de hoge mate van
straffeloosheid wordt wel gebruik gemaakt van alternatieve rechtsmiddelen.
Bovendien geven mensen er vaak de voorkeur aan om zaken onder elkaar op te
lossen. Zo wordt op het platteland vaak een beroep gedaan op traditionele
geschillenbeslechting door de dorpsoudste of een raad van wijzen. De scheidslijn
tussen formele en informele rechtspraak is vaag en autoriteiten verwijzen soms een
zaak van het formele naar het traditionele systeem of vice versa. In het traditionele
systeem weegt bewijs dat door vrouwen wordt aangedragen minder zwaar.
Op 10 maart 2014 werden de laatste zes leden van de Conseil Supérieur de la
Magistrature gekozen, waarmee dit rechtsorgaan – dat sinds 1991 alleen op papier
bestond - officieel werd ingesteld. Hierna deblokkeerde de EU 20 miljoen euro
voor de hervorming van de rechtsstaat.
8. Artikel 3.37c van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) luidt als volgt:
1. Bescherming tegen vervolging, dan wel tegen ernstige schade kan alleen worden geboden door:
a. de staat, of
b. partijen of organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen,
mits zij bereid en in staat zijn bescherming te bieden overeenkomstig het tweede lid.
2 Bescherming tegen vervolging of ernstige schade moet doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn. In het algemeen wordt dergelijke bescherming geboden wanneer de actoren als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.
Beoordeling
9. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 5 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD9606 geoordeeld dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, eerst wordt onderzocht of in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij wordt informatie over de algemene situatie in het land, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties betrokken.
Pas nadat die vraag bevestigend is beantwoord, kan de vraag aan de orde komen of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Als dat laatste niet aannemelijk is gemaakt kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
Evenals de rechtbank Noord-Holland in voormelde uitspraak van 2 maart 2017 heeft geoordeeld, kan naar het oordeel van de rechtbank uit voormeld algemeen ambtsbericht niet worden geconcludeerd dat in Guinee in het algemeen bescherming wordt geboden tegen huiselijk geweld en andere misdrijven. Uit dit ambtsbericht blijkt onvoldoende dat in Guinee sprake is van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, als bedoeld in artikel 3.37c, tweede lid, van het VV. De informatie uit dit ambtsbericht wordt ook bevestigd door de drie door eiser genoemde rapporten. Uit dit ambtsbericht blijkt evenmin dat slachtoffers van dergelijke handelingen in het algemeen toegang hebben tot een dergelijke bescherming. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – heeft verweerder met de verwijzing naar dit Algemeen ambtsbericht niet aannemelijk gemaakt dat eiser in het algemeen de bescherming van de autoriteiten kan krijgen tegen zijn problemen met zijn familie en tegen de gevolgen van de valse beschuldiging van diefstal. Dit geldt temeer nu het asielrelaas van eiser geloofwaardig is. Daarmee staat vast dat eiser minderjarig is, een mengeling van twee stammen is, geen sociale status heeft en geen geld heeft. Voorts is onbetwist dat alleen meerderjarigen in Guinee aangifte kunnen doen en dat eiser sinds het vertrek van zijn moeder geen meerderjarige heeft bij wie hij (daarvoor) hulp in kan roepen.
De mogelijkheid om direct naar de rechtbank te kunnen gaan maakt gegeven de informatie in het ambtsbericht en gelet op het voorgaande, evenmin aannemelijk dat is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.37c, tweede lid, van het VV. Uit 3.3.5 van het algemeen ambtsbericht blijkt immers dat de rechtsgang inefficiënt en corrupt is. Nepotisme en etnische vooroordelen komen voor, en rechterlijke uitspraken worden niet altijd in de praktijk ten uitvoer gebracht. Het procesrecht is noch onafhankelijk noch onpartijdig en steekpenningen en de politieke en sociale status van de procespartijen beïnvloeden vaak rechterlijke uitspraken. Er was sprake van willekeurige arrestatie en detentie.
10. Zoals uit voornoemde uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2008 blijkt, is de vraag of sprake is van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, geen zelfstandig criterium voor de beantwoording van de vraag of bescherming wordt geboden. Ook anderen dan de staat kunnen actoren van bescherming zijn.
11. In het algemeen ambtsbericht wordt vermeld dat Ngo’s soms behulpzaam kunnen zijn bij de afhandeling van aanklachten.
Artikel 3.37c, tweede lid van het VV schrijft echter voor dat betrokkene toegang tot een dergelijke bescherming moet hebben, terwijl het ambtsbericht juist aangeeft dat de meeste slachtoffers niet op de hoogte zijn van de mogelijkheid zich tot dergelijke Ngo’s te wenden. Voorts vermeldt het ambtsbericht niet wat de namen van die Ngo’s zijn. Verweerder heeft ter zitting ook niet aan kunnen geven wat de namen van de Ngo’s zijn en hoe eiser toegang zou kunnen krijgen tot die Ngo’s om bescherming te vragen. Gelet hierop kan er niet van worden uitgegaan dat eiser zich voor bescherming tot – niet nader aangeduide - Ngo’s kan wenden. Uit het ambtsbericht blijkt onvoldoende dat ngo’s in plaats van of naast bescherming door de autoriteiten als actoren van bescherming kunnen worden aangemerkt.
12. Zonder nadere motivering van de zijde van verweerder – die ontbreekt – is de rechtbank van oordeel dat het standpunt dat eiser in Guinee in het algemeen bescherming kan krijgen, geen stand kan houden.
13. Gelet op voormelde uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2008 hoeft eiser in dit geval niet aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos is. Verweerder heeft eiser dan ook ten onrechte tegengeworpen dat hij zich niet eerst tot de autoriteiten – dan wel de rechtbank of een van de Ngo’s – heeft gewend voor bescherming.
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het standpunt dat eiser tegen de door hem gestelde problemen de bescherming van de autoriteiten in kan roepen en daarom niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt, ondeugdelijk gemotiveerd.
15. Aangezien er geen gronden zijn aangevoerd tegen het niet verlenen van een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 en het niet verlenen van ujtstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw, zal de rechtbank deze besluitonderdelen niet bespreken.
16. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
17. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 990,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal 2 punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,00, wegingsfactor 1).

Beslissing

-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze
uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de kosten van de procedure tot een bedrag van € 990,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.P.A. Burghoorn, rechter, in aanwezigheid van J.H. van Wordragen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel