ECLI:NL:RBDHA:2017:16349
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek van verzoekster tegen rechter mr. D.A.J. Overdijk
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2017 uitspraak gedaan over het wrakingsverzoek van verzoekster tegen rechter mr. D.A.J. Overdijk. Verzoekster was niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek, omdat zij dit verzoek te laat had ingediend. De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoekster had op 2 juni 2017 een verzoek tot aanhouding van de behandeling ter zitting ingediend, welke op 6 juni 2017 werd afgewezen. Pas op 22 juni 2017, meer dan twee weken later, diende verzoekster haar wrakingsverzoek in. De wrakingskamer oordeelde dat de indiening van het wrakingsverzoek niet verschoonbaar was, ondanks het feit dat verzoekster eerst de beslissing op haar klacht bij de president van de rechtbank wilde afwachten. De wrakingskamer benadrukte dat artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vereist dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft de beslissing genomen dat het proces in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.