ECLI:NL:RBDHA:2017:16347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
C/09/532620/ KG RK 17/880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in belastingzaak met betrekking tot heffingen van lagere overheden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende in Italië, had de wraking ingediend tegen mr. A.D. van Riel, de rechter die de zaak behandelde. De wrakingsgrond was dat de rechter vooringenomenheid zou hebben getoond door de zaak enkelvoudig te behandelen en slechts 20 minuten voor de behandeling uit te trekken. Verzoeker stelde dat dit niet voldeed aan het recht op een eerlijke behandeling zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zaak enkelvoudig te behandelen een processuele beslissing is en in principe geen grond voor wraking vormt. Alleen als de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter had aangegeven dat de behandeling in lijn was met interne werkafspraken binnen het Team Belastingen van de rechtbank Den Haag.

De wrakingskamer benadrukte dat de mogelijkheid bestaat om de zaak naar een meervoudige kamer te verwijzen, zelfs na sluiting van het onderzoek ter zitting, indien dat nodig is. De beslissing om de zaak enkelvoudig te behandelen werd niet als onbegrijpelijk beschouwd, en het wrakingsverzoek werd afgewezen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2017/29
zaak-/rekestnummer: C/09/532620/ KG RK 17/880
SGR AWB 17/262 FB G D1
datum beschikking: 17 juli 2017
BESLISSINGop het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de
Algemene wet bestuursrecht, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , Italië,
verzoeker,
gemachtigde: mr. L.E.C. Neve te Rotterdam
strekkende tot wraking van:
mr. A.D. van Riel,
rechter in de rechtbank Den Haag (hierna; de rechter).
Belanghebbende:
de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijkerhout,
verweerder in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. R. van Heijst.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
De procedure betreft het beroep tegen de beslissing op bezwaar aanslag Forensenbelasting 2016 van de gemeente Noordwijkerhout. Op 11 mei 2017 heeft in de hoofdzaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.2.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting op 11 mei 2017, het schriftelijke wrakingsverzoek van 11 mei 2017, de brief van 19 mei 2017 met bijlage van verzoeker en de schriftelijke reactie van de rechter van 3 juli 2017.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 10 juli 2017 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Hierbij is namens verzoeker zijn gemachtigde verschenen. De rechter heeft medegedeeld verhinderd te zijn en niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de zijde van belanghebbende is bij brief van 31 mei 2017 medegedeeld dat namens haar geen vertegenwoordiger op de zitting aanwezig zal zijn.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende gesteld.
Iedereen heeft op grond van artikel 6 van het EVRM recht op een volwaardige behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke rechter. Hierbij wordt mede gedoeld op een niet bevooroordeelde houding ten opzichte van de belangen die in geschil zijn. Een rechter die bij voorbaat al een voorschot neemt op de uitkomst gaat voorbij aan de betrokken belangen. Namens verzoeker is meerdere keren gevraagd om behandeling van zijn beroep door een meervoudige kamer. Niettemin is de zaak op een enkelvoudige zitting gepland en is voor de behandeling slechts 20 minuten uitgetrokken. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hierdoor met het oog op de betrokken belangen geen serieuze behandeling van zijn beroep mogelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van verzoeker nogmaals aangedrongen op verwijzing van het beroep naar een meervoudige kamer. De rechter bleef – ondanks dat zij het hele dossier had gelezen – van mening dat een enkelvoudige behandeling met een behandeltijd van 20 minuten vooralsnog volstaat. Zij heeft hierdoor blijk gegeven van vooringenomenheid ten aanzien van de uitkomst van de procedure.

4.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft niet in de wraking berust. Zij heeft aangevoerd dat bij appointering van de zaak is ingeschat dat 20 minuten voldoende moet zijn voor de behandeling van de zaak. De standpunten van beide partijen staan uitgebreid op papier beschreven en er is over en weer gereageerd op elkaars standpunten. De mondelinge behandeling is niet bedoeld om wat reeds op papier naar voren is gebracht, ter zitting te herhalen. De ervaring leert dat 20 minuten dan voldoende is voor partijen om te reageren op elkaars laatste stuk, te benadrukken wat zij belangrijk vinden en antwoord te geven op vragen van de rechtbank. De van tevoren ingeschatte behandeltijd houdt geen oordeel in van de behandelend rechter over de uitkomst van het geschil. Dit geldt ook voor de beslissing de zaak enkelvoudig te behandelen. Zaken die heffingen van lagere overheden betreffen worden in de rechtbank Den Haag in beginsel door een enkelvoudige kamer behandeld. Als er reden is van deze lijn af te wijken, kan de rechter in elke stand van het geding de zaak verwijzen naar een meervoudige kamer. Bij het accorderen van het zittingsvoorstel en bij het bestuderen van het dossier ter voorbereiding op de zitting heeft de rechter geen aanleiding gezien voor een verwijzing. De mogelijkheid bestaat dat de rechter de zaak na de behandeling ter zitting alsnog naar een meervoudige kamer verwijst.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
De wrakingskamer stelt voorop dat de beslissing om een zaak enkelvoudig te behandelen moet worden aangemerkt als een processuele beslissing. Dergelijke beslissingen vormen in principe geen grond voor een wraking. Alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Hetgeen verzoeker in dit verband heeft gesteld, levert geen omstandigheid op die tot dat oordeel zou moeten leiden. Kennelijk is het een interne werkafspraak binnen het Team Belastingen van de rechtbank Den Haag dat zaken die heffingen van lagere overheden betreffen enkelvoudig worden behandeld. De behandeling door de rechter is in lijn met deze werkafspraak. Verwijzing van de zaak naar een meervoudige kamer is mogelijk in elke stand van het geding. Ook na sluiting van het onderzoek ter zitting kan de rechter in raadkamer besluiten de zaak te verwijzen naar een meervoudige kamer indien het verhandelde ter zitting daar aanleiding toe geeft. De rechter heeft ook aangegeven dat die mogelijkheid openstaat. De beslissing de zaak vooralsnog enkelvoudig te behandelen is naar het oordeel van de wrakingskamer geen onbegrijpelijke beslissing.
5.4
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde
bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden
aan:
• de verzoeker [verzoeker] , p/a gemachtigde mr. L.E.C. Neve;
• de belanghebbende in de hoofdzaak de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijkerhout, t.a.v. mr. R. van Heijst
• de bestuursrechter mr. A.D. van Riel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A. van Steen, K.M. Braun en A.L. Frenkel, rechters, in tegenwoordigheid van P. Hillebrand als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2017.