ECLI:NL:RBDHA:2017:16347
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in belastingzaak met betrekking tot heffingen van lagere overheden
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende in Italië, had de wraking ingediend tegen mr. A.D. van Riel, de rechter die de zaak behandelde. De wrakingsgrond was dat de rechter vooringenomenheid zou hebben getoond door de zaak enkelvoudig te behandelen en slechts 20 minuten voor de behandeling uit te trekken. Verzoeker stelde dat dit niet voldeed aan het recht op een eerlijke behandeling zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zaak enkelvoudig te behandelen een processuele beslissing is en in principe geen grond voor wraking vormt. Alleen als de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert, kan dit tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter had aangegeven dat de behandeling in lijn was met interne werkafspraken binnen het Team Belastingen van de rechtbank Den Haag.
De wrakingskamer benadrukte dat de mogelijkheid bestaat om de zaak naar een meervoudige kamer te verwijzen, zelfs na sluiting van het onderzoek ter zitting, indien dat nodig is. De beslissing om de zaak enkelvoudig te behandelen werd niet als onbegrijpelijk beschouwd, en het wrakingsverzoek werd afgewezen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.