ECLI:NL:RBDHA:2017:16346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
C/09/534630/ KG RK 17/1106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid door nevenfunctie

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2017 een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekster, die in een procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van haar gemeente betrokken was, stelde dat de rechter, mr. D.G.J. Dop, partijdig was vanwege haar bestuurslidmaatschap van de Vereniging Ambtenaar & Recht (VA&R). Verzoekster vreesde dat deze nevenfunctie de onpartijdigheid van de rechter zou beïnvloeden, vooral gezien de connecties die de vereniging heeft met advocaten die de belangen van gemeenten behartigen. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het enkele feit dat de rechter bestuurslid is van de VA&R niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat rechters in de maatschappij functioneren en dat het goed is dat zij maatschappelijke functies vervullen. De kamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. Het wrakingsverzoek werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2017/35
zaak-/rekestnummer: C/09/534630/ KG RK 17/1106
SGR AWB 17/735 BESLU G PC
datum beschikking: 17 juli 2017
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. D.G.J. Dop,
rechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de rechter).
Belanghebbende:
het college van burgemeester en wethouders van [gemeente],
verweerder in de hoofdzaak.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
De procedure in de hoofdzaak betreft het beroep van verzoekster tegen het besluit van verweerder van 13 december 2016, waarbij haar bezwaar tegen het besluit van 30 mei 2016 ongegrond is verklaard
1.2.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 juni 2017 en van de schriftelijke reactie van de rechter van 29 juni 2017.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 10 juli 2017 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Hierbij is verzoekster in persoon verschenen. De rechter heeft medegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

3.Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende gesteld.
Op 14 juni 2017 heeft verzoekster kennisgenomen van de datum van de zitting en wie de behandelend rechter is. Verzoekster is ervan op de hoogte dat de rechter actief bestuurslid is van de Vereniging Ambtenaar & Recht (VA&R). Verzoekster stelt dat de rechter binnen deze vereniging netwerkt met advocaten die zich met name bezighouden met de belangenbehartiging van overheden. Daarbij is de secretaris van de vereniging lid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG behartigt de belangen van gemeenten, dus ook van de gemeente [gemeente]. Een dergelijke nevenbetrekking van de rechter bij VA&R, welke samengaat met een uitgebreid netwerk van ambtenaren en advocaten die de belangen van gemeenten behartigen, kan leiden tot een eenzijdige invalshoek bij de rechter, waardoor er gerede twijfels kunnen ontstaan omtrent haar onpartijdigheid en onafhankelijkheid in een zaak tussen burgers en gemeente.

4.Het standpunt van de rechter

De rechter berust niet in de wraking. Zij heeft aangevoerd dat de VA&R een kennisvereniging is die tot doel heeft het vergaren en overdragen van kennis over en het bevorderen van het ambtenaren(proces)recht in brede zin. Van een netwerk is geen sprake. De rechter stelt dat haar rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid door haar lidmaatschap van het bestuur van de VA&R niet worden beïnvloed.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer zijn de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende om aan te nemen dat er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende. Ingevolge aanbeveling 3 van de leidraad onpartijdigheid van de rechter, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, zorgt de rechter ervoor geen zaken te behandelen waarbij hij, uit hoofde van een nevenfunctie, zodanig betrokken is dat rechterlijke onpartijdigheid ter discussie zou kunnen komen te staan. Gelet op het in aanbeveling 3 van de leidraad gestelde en de daarop gegeven toelichting overweegt de wrakingskamer dat het bekleden van een nevenfunctie aan de onpartijdigheid van de rechter in beginsel niet in de weg behoeft te staan en dat het de rechter zelf is die dient te beoordelen of zijn onpartijdigheid in een concrete zaak door zijn nevenfunctie ter discussie kan komen te staan.
5.4
Het enkele feit dat de rechter bestuurslid is van de VA&R, welke vereniging tot doel heeft kennis te delen op het gebied van het ambtenarenrecht, rechtvaardigt niet de daaraan door verzoekster verbonden conclusie dat een objectief gerechtvaardigde vrees voor het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter bestaat. Een rechter maakt deel uit van de maatschappij. Het is dan ook een goede zaak dat een rechter in het rechtsgebied waarin hij optreedt ook een maatschappelijke functie vervult. Nergens is uit gebleken dat de rechter daarmee niet neutraal is of een eenzijdige invalshoek heeft en aan de kant van de overheid staat. Gelet op het doel van de vereniging en de toelichting van de rechter hierop is er naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een objectief gerechtvaardigde vrees dat sprake is van partijdigheid van de rechter.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het wrakingsverzoek af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich
bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
 verzoekster, [verzoekster];
 de belanghebbende, het college van burgemeester en wethouders van [gemeente];
 de bestuursrechter mr. D.G.J. Dop.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A. van Steen, K.M. Braun en A.L. Frenkel, rechters, in tegenwoordigheid van P. Hillebrand als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2017.