ECLI:NL:RBDHA:2017:16345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
C/09/536532/ KG RK 17-1283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoekers in wrakingsverzoek wegens niet-tijdige indiening

In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.C. Bordes, rechter in de rechtbank Den Haag, naar aanleiding van een zitting op 12 juli 2017. Tijdens deze zitting hebben verzoekers de indruk gekregen dat de rechter vooringenomen was en niet objectief naar hun standpunten keek. Ze hebben hun bezwaren ter zitting kenbaar gemaakt, maar hebben pas zes dagen later, op 18 juli 2017, het wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek niet tijdig is ingediend, omdat de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen al tijdens de zitting bekend waren. De wrakingskamer benadrukt dat verzoekers onmiddellijk na de zitting een wrakingsverzoek hadden moeten indienen, aangezien het doel van wraking is om direct een gesignaleerde partijdigheid aan de orde te stellen. De wrakingskamer heeft daarom verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot wraking. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2017/39
zaak-/rekestnummer: 536532/ KG RK 17-1283
hoofdzaak-/rolnummer: C/09/521824/ HA ZA 16-1290
datum beschikking: 4 september 2017
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekers] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat: mr. A.J.G. Jukema;
strekkende tot wraking van:
mr. A.C. Bordes,
rechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is:
[gedaagde] , gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. J.G. Galama.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoekers hebben in de hoofdzaak primair gevorderd dat de rechtbank het aandeel van belanghebbende in de eigendom van de onroerende zaak aan de [adres] toe zal delen aan verzoekers zonder verrekening van de (over)waarde en zal bepalen dat de hypothecaire schuld aan ASR Levensverzekering N.V. en de daaraan verbonden overige lasten en de eigenaarslasten door verzoekers dienen te worden gedragen.
Bij vonnis van 8 maart 2017 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Op 12 juli 2017 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden.
Per faxbericht van 18 juli 2017, tevens ontvangen per gewone post op 19 juli 2017, hebben verzoekers de rechter gewraakt. De rechter wier wraking is verzocht heeft op 20 juli 2017 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 21 augustus 2017 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.G. Jukema, en een oom;
  • mr. A.C. Bordes;
  • mr. J.G. Galama.
Het wrakingsverzoek is door mr. A.J.G. Jukema aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. Ook mr. A.C. Bordes heeft het woord gevoerd.

3.Het standpunt van verzoekers

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Ingevolge het door de rechtbank op 8 maart 2017 gewezen tussenvonnis in deze zaak, waarin een comparitie van partijen is gelast, was het doel van de comparitie om de rechtbank inlichtingen over de zaak te verschaffen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Op de zitting van 12 juli jl. hebben verzoekers de indruk gekregen dat deze niet overeenkomstig dit doel is verlopen en dat de rechter erop gericht was om een regeling tussen partijen te bewerkstelligen. Daarbij heeft zij in de beleving van verzoekers blijk gegeven van vooringenomenheid. De rechter heeft geen ruimte gelaten voor een andere lezing van de feiten en de juridische gevolgen daarvan, zoals deze door verzoekers naar voren waren gebracht. Daar komt nog bij dat de rechter ter zitting heeft aangegeven dat zij een eindvonnis zou gaan wijzen met als argument dat er duidelijkheid tussen partijen moest komen, terwijl daarvoor volgens verzoekers geen aanleiding was. Door dit alles hebben verzoekers het vertrouwen in een objectieve rechtspleging verloren.

4.Het standpunt van mr. A.C. Bordes

De rechter berust niet in het wrakingsverzoek en concludeert tot afwijzing van het wrakingsverzoek. Ter zitting heeft zij de mogelijkheden om tot een minnelijke schikking te komen onderzocht en daarvoor heeft zij, nadat partijen hun standpunten kenbaar hebben kunnen maken, een voorlopig oordeel over het geschil gegeven. Zij is van mening dat zij tijdens de comparitie van partijen geen blijk heeft gegeven van enige vooringenomenheid ten aanzien van verzoekers. Haar voorlopig oordeel heeft zij gebaseerd op de bestudering van de stukken en het verhandelde ter zitting en uitsluitend om een zorgvuldige afweging van belangen te kunnen maken en haar oordeel te toetsen, heeft zij overleg gehad met een collega. Voor zover verzoekers zich niet kunnen vinden in het voorlopig oordeel, is dat geen reden voor wraking. De rechter zal na een bestudering van de stukken, het daarin gedane bewijsaanbod en een zorgvuldige afweging van de belangen van partijen tot een oordeel komen.

5.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

Het wrakingsverzoek is, blijkens de inhoud daarvan en de daarop ter zitting gegeven toelichting, gegrond op diverse voorvallen die zich op de zitting van 12 juli 2017 volgens verzoekers hebben voorgedaan. De advocaat van verzoekers heeft ten overstaan van de wrakingskamer verklaard dat hij al kort na aanvang van de zitting - naar eigen zeggen na vijf minuten - de indruk had dat de rechter vooringenomen was en dat uit het overleg dat hij tijdens de schorsing van de comparitie van partijen met verzoekers heeft gevoerd, bleek dat zij diezelfde mening waren toegedaan. Na de schorsing hebben verzoekers hun bezwaren expliciet aan de rechter kenbaar gemaakt, doch tot wraking van de rechter zijn zij op dat moment om hen moverende redenen niet overgegaan. Zes dagen later, op 18 juli 2017, hebben zij een wrakingsverzoek ingediend.
Op grond van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Aangezien de door hen gestelde feiten en omstandigheden verzoekers reeds tijdens de zitting bekend zijn geworden, betekent dit naar het oordeel van de wrakingskamer dat verzoekers onder de hiervoor omschreven omstandigheden al direct op de zitting het wrakingsverzoek hadden kunnen doen. Dit geldt temeer nu zij de rechter op die door hen beleefde (schijn van) vooringenomenheid al ter zitting hebben gewezen. Op zich is niettemin voorstelbaar dat na de zitting kort (nader) overleg noodzakelijk is om (alsnog) een wrakingsverzoek in te dienen. Nog daargelaten dat verzoekers in het geheel niet hebben onderbouwd waarom in dit geval een latere indiening noodzakelijk en dus verschoonbaar was, zijn de omstandigheden in deze zaak naar het oordeel van de wrakingskamer in elk geval niet dusdanig dat deze een tijdsverloop van zes dagen van de datum van de zitting tot de datum van indiening van het wrakingsverzoek rechtvaardigen. Het karakter van het instituut wraking (dat immers is bedoeld om onmiddellijk een gesignaleerde partijdigheid dan wel de schijn daarvan aan de orde te kunnen stellen) verdraagt zich daar niet mee. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het wrakingsverzoek niet als tijdig ingediend kan worden aangemerkt.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoekers niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a hun advocaten mr. A.J.G. Jukema;
• gedaagde in de hoofdzaak p/a haar advocaat mr. J.G. Galama;
• de rechter mr. A.C. Bordes.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. du Pon, F.J. Verbeek en E.F. Brinkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Willems als griffier en in het openbaar uitgesproken op
4 september 2017.