ECLI:NL:RBDHA:2017:16337
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot wachtgelduitkering
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. de Boorder, had het wrakingsverzoek ingediend tegen bestuursrechter mr. G.P. Kleijn. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling van het verzoek uit te stellen en verzoekster op te roepen om op 13 november 2017 ter zitting te verschijnen. Verzoekster stelde dat deze beslissing niet op de juiste wijze was genomen, wat volgens haar de schijn van partijdigheid wekte.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zitting uit te stellen een processuele beslissing was en dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval waren er geen objectieve aanwijzingen dat de rechter partijdig was of dat verzoekster een gerechtvaardigde vrees had voor vooringenomenheid.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het wrakingsverzoek konden onderbouwen en wees het verzoek af. De behandeling van de onderliggende procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en aan alle betrokken partijen toegezonden.