ECLI:NL:RBDHA:2017:16326
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- E.M. de Buur
- A.K. Mireku
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van schijnrelatie en tegenstrijdige verklaringen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een procedure waarbij een eiser, van Ghanese nationaliteit, een verblijfsdocument aanvroeg als gezinslid van een gemeenschapsonderdaan. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld en direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan. De eiser en de referente werden gehoord op 8 februari 2017, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van beide partijen tegenstrijdig waren en niet voldoende bewijs boden voor de oprechtheid van de relatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht onderzoek heeft ingesteld naar de relatie tussen eiser en referente, gezien de illegale status van eiser in Nederland en de discrepanties in hun verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag op basis van de beschikbare informatie mocht afwijzen. De rechtbank oordeelde dat de hoorzitting zorgvuldig was uitgevoerd en dat de duur van het gehoor geen indicatie was van onzorgvuldigheid. De rechtbank heeft de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referente als significant beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een authentieke relatie.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.