In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van de Nederlandse nationaliteit van verzoekster, die in Duitsland is geboren. Verzoekster heeft een verzoek ingediend om te bepalen dat zij door de erkenning door haar vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ten tijde van de erkenning door de man sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en verzoekster, wat in het kader van de erkenning van de Duitse erkenning door de Nederlandse autoriteiten van belang is. De IND heeft verweer gevoerd, stellende dat de erkenning nietig was op grond van strijd met de openbare orde, omdat de man ten tijde van de erkenning gehuwd was met een andere vrouw. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat sinds de wijziging van de wet per 1 april 2014, deze strijdigheid niet meer aan de orde is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning door de man van verzoekster in Nederland kan worden erkend, en dat verzoekster vanaf de erkenning de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.