ECLI:NL:RBDHA:2017:16290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
09/819284-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de toepassing van jeugdstrafrecht en de gevolgen van media-uitingen op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte

De rechtbank Den Haag heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot inbraak. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van postpakketten, waarbij hij geweld gebruikte tegen de pakketbezorgers. De rechtbank oordeelde dat de jeugdstrafrechtelijke maatregelen niet van toepassing waren, omdat de verdachte op het moment van de feiten 18 jaar of ouder was. De rechtbank overwoog dat de feiten ernstig waren en dat de verdachte niet gemotiveerd leek om hulp te aanvaarden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast werd er aandacht besteed aan de onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte door de media, waarbij de rechtbank concludeerde dat de uitzending van beelden van de verdachte een ongerechtvaardigde inbreuk vormde op zijn recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank oordeelde dat voorafgaand aan de uitzending onvoldoende was voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/819284-16; 09/852065-17 (ttz.gev.); 09/827093-15 (ttz.gev.); 09/818757-15 (tbg); 09/060055-16 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn.

De terechtzittingen

Het onderzoek ter terechtzitting in de zaken met parketnummers 09/827093-15; 09/818757-15 en 09/060055-16 is aangevangen en geschorst voor onbepaalde tijd op 1 december 2016.
Het onderzoek ter terechtzitting in de zaak met parketnummer 09/819284-16 is op 2 maart 2017 aangevangen en geschorst tot de terechtzitting van 11 mei 2017.
Het onderzoek in bovengenoemde zaken is vervolgens voortgezet en gesloten ter terechtzitting d.d. 11 mei 2017, op welke zitting tevens het onderzoek in de zaak met parketnummer 09/852065-17 is gehouden en gesloten. Alle zaken zijn ter terechtzitting
d.d. 11 mei 2017 gevoegd.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting d.d. 11 mei 2017 verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. I. Doves heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de bij dagvaarding met parketnummer 09/827093-15 onder 2 en onder 4 primair (tbg 09/818757-15) ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding met parketnummer 09/827093-15 onder 1, 3 primair (tbg 09/818757-15), 4 subsidiair (tbg 09/818757-15) en van de bij dagvaardingen met de parketnummers 09/060055-16, 09/819284-16 en 09/852065-17 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, met toepassing van het sanctierecht voor jeugdigen, wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, een behandelverplichting en eventuele andere gedragsvoorwaarden, met hieraan elektronisch toezicht verbonden.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen in de zaak met parketnummer 09/827093-15 heeft de officier van justitie gevorderd om de onder 1 tot en met 5 vermelde goederen te onttrekken aan het verkeer en de onder 6 en 7 vermelde goederen verbeurd te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] inzake parketnummer 09/818957-15 heeft de officier van justitie verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] inzake parketnummer 09/819284-16 heeft de officier van justitie tot toewijzing geconcludeerd.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

t.a.v. 09/819284-16:
hij op of omstreeks 16 november 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een postpakket (bevattende een jas, merk Canada Goose), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen geven van stroomstoten met een taser en/of het duwen van die [slachtoffer 1] ;
t.a.v. 09/852065-17:
hij op of omstreeks 7 januari 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een postpakket, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan UPS (Amsterdam) en/of de firma [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onverhoeds
rukken/trekken van voornoemd postpakket uit de greep van die [slachtoffer 2] ;
t.a.v. 09/827093-15:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2015 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of (enig) goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed van zijn/hun gading onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,zich met zijn mededader(s), althans alleen zich heeft begeven naar die woning waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de tuin van die woning in is/zijn gegaan en/of (vervolgens) een ruit van een toegangsdeur tot die woning heeft/hebben verbroken en/of een toegangsdeur tot die woning heeft/hebben geforceerd en/of een shuifpui van die woning heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 12 juni 2015 tot en met 16 juni 2015 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of (enig) goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed van zijn/hun gading onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, zich met zijn mededader(s), althans alleen zich heeft begeven naar die woning waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een raam en/of een toegangsdeur van/tot die woning heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben betreden en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. ( ter berechting gevoegd 09/818957-15):
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto voorzien van [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan familie [slachtoffer 5] en/of de bewoners van de [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal is gepleegd/welke auto onder zijn/hun bereik is gebracht met behulp van/door gebruik te maken van een valse (want onbevoegd gebruikte/gestolen) (auto)sleutel;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2015 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, een auto (met [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4. ( ter berechting gevoegd 09/818957-15):
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen huisraad (waaronder een of meer laptops en/of sleutels (waaronder een autosleutel) en/of sieraden en/of een (Philips) beeldscherm en/of een koptelefoon en/of een of meer (foto)camera(s) en/of een toegangspas en/of een portemonnee en/of schoenen) (zie pvbv p 143 en volgende en 7), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de familie [slachtoffer 5] en/of bewoners van die [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen genoemde goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak en/of verbreking aan/van de achterdeur en/of een slaapkamerdeur (zie oa pvbv p 124);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, huisraad (waaronder een of meer laptops en/of sleutels (waaronder een autosleutel) en/of sieraden en/of een (Philips) beeldscherm en/of een koptelefoon en/of een of meer (foto)camera(s) en/of een toegangspas en/of een portemonnee en/of schoenen) (zie pvbv p 143 en volgende), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van genoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
t.a.v. 09/060055-16:
hij op of omstreeks 14 september 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee briefjes van tien euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/827093-15 onder 2 en onder 4 primair (tbg 09/818757-15) is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/827093-15 onder 1, 3 primair (tbg 09/818757-15), 4 subsidiair (tbg 09/818757-15) en de bij dagvaardingen met de parketnummers 09/060055-16, 09/819284-16 en 09/852065-17 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
t.a.v. 09/819284-16:
hij op 16 november 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een postpakket (bevattende een jas, merk Canada Goose), toebehorende aan de firma [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan de verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld bestond uit het meermalen geven van stroomstoten met een taser en het duwen van die [slachtoffer 1] ;
t.a.v. 09/852065-17:
hij op 7 januari 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een postpakket, toebehorende aan UPS (Amsterdam) of de firma [naam bedrijf] of [naam bedrijf] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds rukken/trekken van voornoemd postpakket uit de greep van die [slachtoffer 2] ;
t.a.v. 09/827093-15:
1.
hij op 16 juni 2015 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of (enig) goed van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van braak, zich met zijn mededader(s), heeft begeven naar die woning waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de tuin van die woning in zijn gegaan en (vervolgens) een ruit van een toegangsdeur tot die woning hebben verbroken en een toegangsdeur tot die woning hebben geforceerd en een schuifpui van die woning hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. ( ter berechting gevoegd 09/818957-15):
primair
hij op 17 juli 2015 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto voorzien van [kenteken] , toebehorende aan familie [slachtoffer 5] en/of de bewoners van de [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal is gepleegd met behulp van een valse (want onbevoegd gebruikte/gestolen) (auto)sleutel;
4. ( ter berechting gevoegd 09/818957-15):
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een autosleutel en een (Philips) beeldscherm voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
t.a.v. 09/060055-16:
hij op 14 september 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee briefjes van tien euro, toebehorende aan [slachtoffer 6]
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de tenlastelegging inzake parketnummer 09/852065-17 abusievelijk is opgenomen dat het door de verdachte gepleegde geweld is uitgeoefend tegen
[slachtoffer 1]in plaats van tegen [slachtoffer 2] . De rechtbank zal daaraan geen consequenties verbinden nu uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting onmiskenbaar is gebleken dat het geweld tegen [slachtoffer 2] is gepleegd en dit uit het resterende deel van de tenlastelegging ook genoegzaam blijkt. De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank door deze kennelijk schrijffout niet in zijn verdediging geschaad, nu het hem geen moment onduidelijk is geweest wat hem verweten werd.

Nadere overwegingen

Inzake 09/819284-16:
De aangever [slachtoffer 1] , die pakketbezorger is, moet aan het [adres] te Alphen aan den Rijn, een postpakketje van [naam bedrijf] bezorgen dat geadresseerd is aan een zekere [naam] . Als er op het adres niet wordt opengedaan en hij terug gaat naar zijn busje, wordt hij van zijn pakket beroofd waarbij de dader tot twee maal een taser tegen de aangever gebruikt, voordat hij er met het pakket vandoor gaat. De [getuige 1] ziet de dader wegrennen met het pakje in de hand. De dader heeft een grijze trui en een zwarte broek aan. [getuige 2] heeft bij het busje een persoon zien lopen met een grijs jack aan. Als de beelden en de geluidsopname van de dashcam, die in het busje is gemonteerd, worden bekeken en beluisterd, hoort men geluiden die herkend worden als de stroomstoten van een taser. [verbalisant] herkent voorts ambtshalve op de beelden de verdachte. Tijdens een doorzoeking wordt in de woning van de verdachte kleding gevonden die overeenkomt met de kleding die de persoon op de beelden draagt, waaronder een grijze trui met capuchon. De aangever vertelt de politie in welke richting de dader wegrende. In die omgeving vindt de politie de gestolen doos terug, opengescheurd en zonder inhoud. Op de doos zijn vingerafdrukken gevonden, waarvan de meeste afkomstig blijken te zijn van de verdachte. Onderzoek wijst uit dat de bestelling bij [naam bedrijf] is gedaan via een IP-adres waaraan de naam van de moeder van de verdachte en zijn adres zijn gekoppeld.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte een alibi heeft omdat de moeder heeft verklaard dat hij ten tijde van het incident bij haar op haar werk was. Dit alibi wordt echter op geen enkele manier ondersteund en verder onderzoek naar de verklaring van de moeder heeft niets opgeleverd en is deels niet mogelijk gebleken omdat zij geen naam wil noemen van een collega die mogelijk zou kunnen bevestigen dat de verdachte inderdaad ten tijde van de beroving bij haar was. De raadsman heeft voorts betoogd dat de verklaring van [verbalisant] niet betrouwbaar is omdat sprake is van tunnelvisie, maar dit verweer kan de rechtbank in het licht van de overige bewijsmiddelen niet goed plaatsen.
De rechtbank overweegt dat het aantreffen van de vele vingerafdrukken van de verdachte op de opengescheurde doos die op een voor de hand liggende plek in de omgeving van de plaats van de overval wordt aangetroffen schreeuwt om een verklaring. Die verklaring wordt echter niet gegeven. Dat de inhoud van de doos, een Canada Goose jas, en ook de taser die de dader heeft gebruikt nergens meer worden aangetroffen, zoals de verdediging heeft betoogd, doet niet ter zake. De verdachte heeft genoeg tijd gehad om deze artikelen elders te bewaren, voordat hij werd aangehouden. De rechtbank acht gelet op het voorgaande de diefstal met geweld van de jas dan ook bewezen.
Inzake 09/852065-17:
[slachtoffer 2] , pakketbezorger bij [naam bedrijf] , is beroofd van een pakketje op 7 januari 2016. Dit pakketje was besteld op naam van ene [naam] en moest worden bezorgd aan het [adres] te Alphen aan de Rijn. De bewoner van [adres] (zie de vorige zaak, 09/819284-16) heeft op 16 november 2016 verklaard dat het al de vijfde keer in korte tijd is dat er pakketjes worden besteld op een andere naam met zijn adresgegevens. Hij heeft meermalen bericht ontvangen dat men namens Wehkamp pakketten wilde bezorgen op naam van [naam] . In dezelfde straat als de verdachte woont iemand die [naam] heet en deze persoon kent de verdachte ook. [naam] verklaart bij de politie dat hij zelden iets koopt op internet en dat hij nog nooit iets bij Wehkamp heeft gekocht. Uit het onderzoek in de hiervoor genoemde zaak (09/819284-16) was gebleken dat de bestelling van de jas van het merk Canadian Goose via het IP-adres op naam van de moeder van de verdachte was geplaatst, en dat via dit IP-adres meerdere mislukte pogingen zijn gedaan om betalingen te doen via Afterpay, waarvan twee maal op naam van [naam] .
Bij de bestelling in de onderhavige zaak is een telefoonnummer vermeld, waaraan een sms-alert is gekoppeld, te weten [telefoonnummer] . Het IMEI-nummer waar dit telefoonnummer gebruik van maakt blijkt (op het laatste cijfer na) identiek aan het IMEI-nummer van een mobiele telefoon die is aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte. . De raadsman heeft betoogd dat nu de beide IMEI-nummers niet volstrekt identiek zijn (het laatste (controle)cijfer is niet hetzelfde) niet de conclusie kan worden getrokken dat het om dezelfde telefoon gaat. De raadsman heeft verwezen naar informatie op websites waaruit zou kunnen worden afgeleid dat alle 15 cijfers van het IMEI-nummer van belang zijn voor de identificatie van een telefoon en niet slechts de eerste 14, zoals in een proces-verbaal van bevindingen wordt gesteld. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de eerste 8 cijfers van het IMEI-nummer een bepaalde code hebben. De 6 cijfers erna vormen vervolgens een uniek serienummer. Ook al zou vervolgens het laatste getal (vaak controlecijfer genoemd) veranderd zijn (zoals hier is gebeurd), dan nog blijft het unieke serienummer in stand. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat het om hetzelfde telefoontoestel gaat. Uit het dossier volgt voorts dat met de telefoon met het nummer [telefoonnummer] op 4 januari 2017 en op 10 januari 2017, dus kort voor het ten laste gelegde feit en kort na het feit met het telefoonnummer van de vader van de verdachte is gebeld en op 5 januari 2017, dus kort voor het ten laste gelegde feit, met het telefoonnummer van de moeder ( zie de uitdraaien van KPN op bladzijde 169 (regel 1 en regel 22) en bladzijde 170 (regel 5) van het dossier). Het verweer van de raadsman dat in het proces-verbaal van bevindingen een ander telefoonnummer wordt genoemd, klopt, maar dit lijkt een kennelijke schrijffout te zijn gezien de hiervoor genoemde uitdraaien, waarop wel degelijk de genoemde telefoonnummers staan vermeld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook deze overval op een pakketbezorger wettig en overtuigend bewezen.
Inzake 09/827093-15 feit 1:
De rechtbank overweegt dat de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] duidelijke en consistente verklaringen hebben afgelegd. Er is een foto gemaakt met daarop twee van de personen die zich op verdachte wijze bij de woning ophielden. De verdachte heeft verklaard dat hij een van de twee personen op die foto is, namelijk de persoon met de groene jas met bontkraag. Het is deze persoon geweest die samen met een ander de tuin achter de woning in moet zijn gelopen, alwaar de poging tot inbraak heeft plaatsgevonden. Er zijn aan het huis verse braaksporen aangetroffen. De verdachte had bij zijn aanhouding een werkhandschoen in zijn zak waarover hij wisselend en onaannemelijk verklaart. Over de reden van zijn aanwezigheid bij de woning verklaart de verdachte eveneens onaannemelijk. Hij zou aan het chillen zijn geweest met misschien wel tien jongens, waarvan verder echter niet uit het dossier is gebleken. Voorts sluit het chillen met anderen het plegen van een dergelijk strafbaar feit niet uit. De [medeverdachte 1] , met wie de verdachte nagenoeg gelijktijdig is aangehouden, was voorts in het bezit van een tas met daarin inbrekerswerktuig, waarvan hij zich tijdens de vlucht heeft ontdaan. De rechtbank acht gelet op het voorgaande een poging tot diefstal bewezen.
Inzake 09/827093-15 feit 3 primair (ter berechting gevoegd 09/818957-15):
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de verdachte wist dat de sleutels van de auto, die hij van [medeverdachte 2] kreeg, afkomstig waren van een inbraak. De verdachte heeft de sleutels van de medeverdachte gekregen, is met de andere [medeverdachte 1] ingestapt en met de auto weggereden. Door aldus en met deze wetenschap te handelen, heeft hij de auto daarmee weggenomen, hetgeen diefstal oplevert. De rechtbank verwerpt het verweer dat deze handeling enkel als joyriding kan worden gekwalificeerd.
Inzake 09/827093-15 feit 4 subsidiair (ter berechting gevoegd 09/818957-15):
Het enkele feit dat de verdachte aanwezig was toen een hoeveelheid buitgemaakte goederen door andere personen naar de schuur van [medeverdachte 1] werden gebracht, maakt niet dat kan worden gesteld dat hij beschikkingsmacht over
aldeze goederen heeft gehad en hem dus de heling van al die goederen kan worden verweten. Wel heeft hij van de buitgemaakte goederen een beeldscherm gekocht voor - naar eigen zeggen 80 euro - , welk beeldscherm later in zijn kamer is aangetroffen. Ook is aan hem een autosleutel gegeven waarmee hij vervolgens samen met [medeverdachte 1] de onder drie primair ten laste gelegde autodiefstal heeft gepleegd. De opzetheling van deze twee goederen kan dus wel worden bewezen.
Inzake 09/060055-16:
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte dat slechts sprake zou zijn geweest van een vergissing omdat de verdachte dacht dat de twee biljetten van tien euro die door de medeverdachte naar hem werden toegeschoven, van henzelf waren. De medeverdachte heeft verklaard dat hij een (gepast) bedrag van € 12,80 op de toonbank had gelegd om de gewenste babyvoeding te kunnen kopen. Toen hem werd gezegd dat hij de babyvoeding niet kon kopen, pakte hij zijn geld weer terug en zag hij nog ander geld liggen, te weten de twee briefjes van 10 euro. Hij schoof het geld naar de verdachte toe, die het in zijn zak deed. De verdachte verklaart bij de politie dat het geld van hen was en dat hij zijn eigen geld ook op de toonbank had gelegd. Bij de politie zegt de verdachte niet hoeveel geld hij dan zelf op de toonbank heeft gelegd. Ter terechtzitting zegt de verdachte dat hij ”een paar honderd euro” op de toonbank had gelegd. De rechtbank acht deze lezing volstrekt ongeloofwaardig. Als de medeverdachte al afgepast geld voor de babyvoeding had neergelegd, is het onaannemelijk dat de verdachte ook nog eens een flinke hoeveelheid briefgeld op de toonbank zou leggen. Daarnaast blijkt uit de beschrijving van de beelden niet dat er is waargenomen dat er nog meer geld op de toonbank lag dan de afgepaste €12,80 en de twee briefjes van 10 euro. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde de hierna opgenomen strafbare feiten op:

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in de periode van juni 2015 tot en met november 2016 schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten. Twee maal heeft hij een pakketbezorger van een pakket beroofd, dat de verdachte zelf had besteld onder een valse naam en op een ander adres dan zijn eigen adres. De inhoud van de pakketten (in het ene pakket zat een dure jas en in het andere pakket een telefoon) is niet meer teruggevonden. Bij zijn laatste beroving heeft de verdachte zelfs een stroomstootwapen gebruikt, teneinde het pakket afhandig te maken, hetgeen naast schrik ook pijn heeft veroorzaakt bij de betrokken bezorger. Het betreft zeer ernstige delicten die vaak ernstige, veelal ook psychische gevolgen hebben voor degene die er slachtoffer van wordt. Dat blijkt in dit geval ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van een van de slachtoffers en uit hetgeen hij daarover ter zitting nog verder heeft verklaard. Samen met anderen heeft de verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot inbraak in een woning waarbij beschadigingen werden aangericht aan een deur en schuifpui. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van heling van een beeldscherm en een autosleutel die kort daarvoor bij een andere woninginbraak waren buitgemaakt. Met de sleutel heeft de verdachte, samen met een ander, vervolgens een auto van hetzelfde reeds door de inbraak getroffen gezin gestolen. Inbraken of pogingen daartoe zijn zeer ernstige feiten. Niet alleen leveren die veel schade op, maar ook – het gevoel van - veiligheid van personen kan in het geding komen.. Diefstal is een vervelend feit dat vaak veel overlast oplevert en het plegen van heling zorgt ervoor dat delicten als diefstal blijven voorkomen. De verdachte heeft tot slot nog heel brutaal samen met een ander twee briefjes van tien euro van een toonbank in een winkel gestolen, die iemand anders daar had neergelegd.
Zeer zorgelijk acht de rechtbank het feit dat de verdachte niet of nauwelijks verantwoording heeft afgelegd over zijn daden en de rechtbank zal dit in zijn nadeel meewegen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel van de justitiële documentatie van de verdachte d.d. 2 mei 2017 waaruit blijkt dat aan hem eenmaal als transactie een werkstraf is opgelegd, alsmede tweemaal strafbeschikkingen zijn uitgevaardigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse rapporten van de Reclassering en GGZ Reclassering Palier, waaronder met name het rapport d.d. 24 februari 2017. Onder meer komt naar voren dat de verdachte ADHD en een oppositionele gedragsstoornis heeft. De impulsiviteit en problemen met structuur, verwachtingen en afspraken die mede hieruit voortkomen geven een kans op het plegen van delicten. De voornaamste risicofactoren die naar voren komen zijn gerelateerd aan de denkpatronen, gedrag en vaardigheden van de verdachte. Er is sprake van veel schoolverzuim en het is onduidelijk of dat komt door een gebrekkige motivatie of dat hij vanuit zijn problematiek onmachtig is zich te voegen naar de opleidingseisen. In het verleden bleek dat hij moeite had met overzicht en structuur, hetgeen voortkwam uit de vastgestelde ADHD en ODD. De verdachte beschikt over een steunend sociaal netwerk en er kan voorzichtig gesproken worden over een verbetering van de stabiliteit in zijn leven.
Geadviseerd wordt om het jeugdsanctierecht toe te passen (adolescentenstrafrecht), en om een behandelverplichting bij het Palmhuis en een meldplicht bij de jeugdreclassering, in het kader van bijzondere voorwaarden, in het kader van een deels voorwaardelijke detentiestraf op te leggen. De verwachting is dat betrokkene onverminderd kan profiteren van coachende jeugdhulpverlening gericht op het herkennen van risicovol gedrag, het leren om de juiste keuzes te maken en het bekrachtigen van conventionele levensdoelen. Daarnaast is geadviseerd om aan de bijzondere voorwaarden een locatiegebod met elektronische controle te verbinden.
De rechtbank overweegt dat de bepalingen betreffende het jeugdstrafrecht kunnen worden toegepast indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit of de feiten zijn begaan. In deze zaak ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank overweegt dat alle feiten gepleegd zijn nadat de verdachte de leeftijd van 18 jaar had bereikt, waardoor het volwassenenstrafrecht het uitgangspunt is. Uit de rapporten en ook ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat de verdachte niet bijzonder gemotiveerd is om hulp te aanvaarden en aan zichzelf te werken. Zijn gedrag en uitspraken imponeren niet als die van iemand die nog naïef en beïnvloedbaar is. Ter terechtzitting is voorts niet genoegzaam kunnen blijken welke interventies en behandelingen alleen met toepassing van het jeugdstrafrecht mogelijk en inzetbaar zijn, en niet indien het volwassenenstrafrecht wordt toegepast met toezicht door een JoVo-team van Reclassering Nederland. De rechtbank is er ook niet van overtuigd kunnen raken dat deze verdachte, die inmiddels reeds 20 jaar is, het meest gebaat is bij de gespecialiseerde systeemaanpak en gezinsinterventies van de jeugdreclassering. De verdachte heeft in het kader van het toezicht op de schorsingsvoorwaarden begeleiding van de GGZ reclassering Palier. Dit contact loopt niet helemaal goed. Betrokkene komt niet altijd op zijn meldplicht afspraken of meldt die niet op tijd af. Hij heeft hiervoor een officiële waarschuwing gekregen. Ook de aanloop naar de advisering ten behoeve van de terechtzitting ging niet soepel. De verdachte reageerde pas laat op een aantal uitnodigingen van de reclassering zodat slechts een gesprek met hem heeft kunnen plaatsvinden. De verdachte heeft weliswaar uitgesproken dat hij in het kader van reclasseringstoezicht wil meewerken aan hulpverlening, doch zijn inzet bij eerder reclasseringstoezicht stemt niet hoopvol.
Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, nopen naar het oordeel van de rechtbank niet tot het toepassen van jeugdstrafrecht. De feiten waarvoor de verdachte thans terecht staat lijken, in toenemende mate, te zijn ingegeven door hebzucht. De oudste feiten zijn gepleegd in vereniging met leeftijdsgenoten. Dat de verdachte daarbij de rol had van een naïeve, gemakkelijk te beïnvloeden handlanger, is de rechtbank niet gebleken. Het lijkt erop dat de latere feiten door de verdachte zelf zijn voorbereid en uitgevoerd. Het ging daar om feiten die behoorlijk wat organisatie en regelwerk vergden. Hij is bovendien bij de verdere uitvoering van zijn plan het gebruik van geweld met een taser niet uit de weg gegaan.
De rechtbank zal derhalve een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Zij acht toezicht van de reclassering wel noodzakelijk, gezien de ernst van de feiten en het gegeven dat het van belang is dat de verdachte, zodra hij vrijkomt, hulp en steun kan krijgen om zijn leven buiten de gevangenis weer vorm te geven. Daarnaast zal de rechtbank een behandelverplichting bij de Waag of soortgelijke instelling opleggen. Voor het opleggen van een locatiegebod met elektronische controle ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.
Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank nog het volgende.
Inzake de zaak met parketnummer 09/060055-16 is door de verdediging naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie in strijd heeft gehandeld met in de Aanwijzing opsporingsberichtgeving opgenomen bepalingen dan wel artikel 8 van het EVRM nu toestemming van de hoofdofficier van justitie om de bewegende beelden van de verdachte te verstrekken aan de media en voorts niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit. Hiermee moet, aldus de raadsman, rekening worden gehouden bij de strafoplegging.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de uitzending van het opsporingsbericht waarin camerabeelden van de verdachte en zijn medeverdachte in de Albert Heijn zijn getoond, een inbreuk maakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Of die inbreuk onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval. In ieder geval dient daartoe te worden onderzocht of de inbreuk voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De enkele omstandigheid dat de beelden kunnen bijdragen aan de oplossing van een misdrijf is daartoe onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank is voorafgaand aan de beslissing tot uitzending van het persbericht onvoldoende voldaan aan voornoemd subsidiariteits- en het proportionaliteitsvereiste.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de beslissing om genoemde beelden te tonen, nog niet alle in redelijkheid te verrichten mogelijkheden waren benut ter vaststelling van de identiteit van de verdachte(n) .
De rechtbank gaat er vanuit dat de beschikbare camerabeelden bij de aanvang van het onderzoek slechts in het district Zoetermeer, waar de diefstal had plaatsgevonden, zijn vertoond en niet aan politiemensen werkzaam in belendende districten. Dat had voor de hand gelegen omdat de verdachte bij de Albert Heijn was om babyvoeding te kopen voor doorverkoop. Het gebied waar zulke handelaren hun koopwaar inslaan is vaak redelijk uitgebreid. Dat in het onderhavige geval vertoning van de beelden bij politiebureaus in buurdistricten zinvol had kunnen zijn, blijkt uit het feit dat na vertoning van de beelden en de opname daarvan in een aandachtsbevestiging, er drie meldingen van herkenning door politiebeambten uit het district Alphen aan de Rijn zijn ontvangen. De rechtbank stelt voorts vast dat de politie reeds bij de aangifte beschikte over het nummerbord van de auto waarin de verdachte en de persoon met wie hij in de Albert Heijn was, waren weggereden. De politie heeft echter pas na de uitzending van het opsporingsbericht uitgezocht op wiens naam het nummerbord stond. Dit bleek de medeverdachte te zijn, de man naast de verdachte op de camerabeelden. De rechtbank merkt voorts op dat het hier gaat om diefstal van 2 biljetten van 10 euro en dat niet zonder nadere motivering kan worden aangenomen dat de inzet van een opsporingsbericht bij een dergelijk misdrijf was gerechtvaardigd. Gelet op het voorgaande vormt de uitzending van het opsporingsbericht in het onderhavige geval een ongerechtvaardigde inbreuk op eerdergenoemd recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging, voor zover het betreft de diefstal van 2 briefjes van 10 euro, rekening houden, ten voordele van de verdachte.
Al het bovenstaande afwegende ziet de rechtbank, rekening houdend met de nog jeugdige leeftijd van de verdachte, geen aanleiding om, ondanks het feit dat geen jeugdstrafrecht wordt toegepast, een hogere detentiestraf op te leggen dan is geëist. Zij acht de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

De in beslag genomen voorwerpen

De rechtbank zal de maatregel van onttrekking aan het verkeer opleggen ten aanzien van de op de beslaglijst onder 45/827093-15, die als bijlage aan dit vonnis gehecht, onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen kunnen worden beschouwd als toebehorend aan de dader of de verdachte en bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 6 en 7 genummerde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien niet is kunnen worden vastgesteld aan wie de voorwerpen toebehoren.

De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

Inzake 09/819284-16:
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 500,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit immateriële schade
De rechtbank acht de vordering als vergoeding van de immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd en uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring naar voren is gekomen. Voldoende aannemelijk is geworden dat het slachtoffer door het incident psychische klachten en concentratieproblemen heeft gekregen. Hij is veel waakzamer en achterdochtiger geworden. Het gevorderde bedrag is naar het oordeel van de rechtbank ook niet overdreven hoog, in vergelijking met andere bedragen die bij soortgelijke zaken zijn toegewezen.
De rechtbank zal derhalve de vordering in zijn geheel toewijzen. Zij zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 16 november 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 09/819284-16 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 november 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
Inzake 09/827093 feit 3 en feit 4 (tbg 09/818757-15):
[slachtoffer 5] heeft zich in eerste instantie als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 5.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit
- materiële schade van € 13.971,75, te weten inboedel € 1.439,00; lijfsieraden € 7.350,00; geld € 200,00 en opstal € 4.982,75;
- immateriële schade van € 150,00.
Van de hierboven opgegeven schade is door de verzekeringsmaatschappij € 9.121,75 vergoed, zo blijkt uit de overgelegde stukken.
In tweede instantie heeft [slachtoffer 5] zich gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 13.934,19, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit
- materiële schade van € 13.784,19, te weten schade aan goederen € 9.572,99; braakschade
€ 3.900,00; telefoonkosten € 261,20;
- immateriële schade van € 150,00.
Bij deze vordering is niet opgegeven of en zo ja, welk bedrag door de verzekerings-maatschappij is vergoed.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering(en) niet-ontvankelijk verklaren. Bovenstaande roept een aantal vragen op die niet ter terechtzitting aan de orde konden worden gesteld omdat de benadeelde partij niet is verschenen. Het aanhouden van de behandeling ter terechtzitting om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen de vordering(en) ter terechtzitting toe te lichten acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de verdachte wordt vrijgesproken van de inbraak in de woning van de benadeelde partij en slechts wordt veroordeeld ter zake van de heling van een beeldscherm en een autosleutel, die gestolen zijn uit de woning en dus niet ter zake van heling van de andere gestolen voorwerpen uit de woning van de benadeelde partij, zoals ten laste gelegd. Toewijzing van (één van de) vordering(en) ligt ook om die reden niet voor de hand. Door de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering(en) blijft de mogelijkheid open om een vordering via een procedure bij de burgerlijk rechter in te dienen.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen sancties zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36f, 45, 47, 57, 63, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
t.a.v. 09/827093-15 feit 2 en feit 4 primair (tbg 09/818757-15):
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
t.a.v. 09/819284-16; 09/ 852065-17; 09/827093-15 feit 1, feit 3 primair (tbg 09/818757-15), feit 4 subsidiair (tbg 09/818757-15); 09/060055-16:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. 09/819284-16:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
t.a.v. 09/852065-17:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
t.a.v. 09/827093-15 feit 1:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereikt heeft gebracht door middel van braak;
t.a.v. 09/827093-15 feit 3 primair (tbg 09/818757-15):
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
t.a.v. 09/827093-15 feit 4 subsidiair (tbg 09/818757-15):
medeplegen van opzetheling;
t.a.v. 09/060055-16:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door deze instelling reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of soortgelijke instelling, indien de reclassering zulks nodig acht;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, indien de reclassering zulks nodig acht, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan hem worden gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
t.a.v. 09/819284-16:
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd
in alle gevoegde zaken gezamenlijkgelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
t.a.v. 09/818757-15:
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis
;
t.a.v. 09/819284-16:
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 500,00, inzake immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 november 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, met veroordeling van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 november 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
t.a.v. 09/827093-15 feit 3 en 4 (tbg 09/818757-15):
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk is in de vordering(en) tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
t.a.v. 09/827093-15:
legt op de maatregel van onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht, onder 1, 2, 3, 4 en 5 genummerde voorwerpen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 6 en 7 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, rechter,
mr. M.C. Bruining, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2017.