ECLI:NL:RBDHA:2017:16286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
NL17.4197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse nationaliteit met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Iraakse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn asielaanvraag op 3 juni 2017 werd afgewezen. Eiser heeft psychische problemen en verbleef op dat moment op een psychiatrische afdeling van de penitentiaire inrichting in Zwolle. Tijdens de zitting op 24 november 2017 heeft eiser verklaard dat hij problemen ondervond in Irak en dat hij niet veilig is in zijn land van herkomst. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiser niet in staat was om een verklaring af te leggen, ondanks zijn psychische problemen. De rechtbank heeft het FMMU-advies van 9 mei 2017 als zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL17.4197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorganger(s), verweerder,
gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 juni 2017 (bestreden besluit).
Van verweerder is een verweerschrift ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2017. Verschenen is eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was als tolk aanwezig Z. Karem. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Iraakse nationaliteit te zijn. Op
19 januari 2012 heeft eiser gevraagd om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de aanvraag). Aan de aanvraag lag aanvankelijk ten grondslag dat eiser afkomstig was uit Iran en dat hij is gevlucht vanwege problemen met de autoriteiten na de verkoop van alcohol in het land van herkomst. In een aanvullend nader gehoor op
27 augustus 2012 heeft eiser in afwijking daarvan verklaard dat hij afkomstig is uit Irak en dat hij homoseksueel is.
2. Bij besluit van 6 mei 2013 is de aanvraag afgewezen. Dat besluit is ingetrokken op 30 juli 2015 in verband met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2015 over de wijze van beoordelen van homoseksuele gerichtheid. Op
9 juni 2016 meldde de gemachtigde van eiser aan verweerder dat eiser psychische problemen had. Op 2 januari 2017 is de aanvraag opnieuw afgewezen. Dat besluit is ingetrokken op 28 februari 2017, onder meer omdat een recent medisch advies over de vraag of eiser kon worden gehoord ontbrak. Op 26 april 2017 heeft de gemachtigde van eiser gemeld dat eiser na een veroordeling wegens strafbare feiten op de psychiatrische afdeling van de penitentiaire inrichting (PI) in Zwolle verbleef. Op dat moment was ook sprake van drugsverslavingsproblematiek. In het medisch advies horen en beslissen (van het FMMU) van 9 mei 2017 is vermeld dat eiser kan worden gehoord, dat hij bij onmacht geagiteerd kan raken, dat zonodig gepauzeerd moet worden en dat hem bij hoofdpijn de gelegenheid moet worden geboden medicatie in te nemen. Vermeld is dat naast littekens sprake is van andere medische klachten maar dat die geen beperking vormen voor het horen en beslissen. Tijdens een nader gehoor op 18 mei 2017 heeft eiser verklaard dat hij destijds tegen verweerder ‘de waarheid maar ook leugens door elkaar heen’ heeft verteld, dat hij nu vijf jaar hier is, dat hij in de cel zit en dat er veel is veranderd in zijn gedachten. Eiser heeft voorts verklaard dat zijn land niet veilig is voor hem omdat hij daar problemen ondervond, daar arrestaties, liquidaties en wapens zijn en mensen worden gedood. Tevens heeft hij verklaard dat hij familie heeft in het land van herkomst en dat hij geen problemen verwacht bij terugkeer. Eiser heeft verder verklaard dat hij niet homoseksueel is, dat hij geen alcohol heeft verkocht in zijn land van herkomst en dat hij uit Irak is vertrokken omdat hij graag naar Europa wilde gaan en een luxe leven te leiden. De aanvraag is vervolgens bij het bestreden besluit afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) zoals die luidde voor 20 juli 2015.
3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft daartegen het volgende aangevoerd.
- Er is psychisch onderzoek door verweerder nodig, omdat eiser onsamenhangend en vaag heeft verklaard. Eiser kan niet worden gehoord, met hem valt niet te praten.
- In het FMMU-advies van 9 mei 2017 is niets vermeld over psychische problemen, terwijl eiser destijds op een psychiatrische afdeling van de PI verbleef.
- Er lijkt sprake te zijn van detournement de pouvoir, nu verweerder de aanvraag afwijst terwijl eiser niet in staat was te verklaren.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verwezen naar Werkinstructie 2010/13 inzake de behandeling van medisch advies-zaken (WI 2010/13). De rechtbank overweegt dat WI 2010/13 betrekking heeft op onder meer zaken waarin door een gemachtigde wordt gemeld dat mogelijk sprake is van psychische problemen die van invloed kunnen zijn op het horen en consistent verklaren door de asielzoeker. WI 2010/13 is derhalve ook voor de onderhavige zaak van belang. Uitgangspunt is volgens WI 2010/13 dat de asielzoeker in beginsel kan worden gehoord. In dit geval is er geen aanleiding voor het oordeel dat eiser niet in staat was een verklaring af te leggen, gelet op het advies van FMMU van 9 mei 2017. In dat advies is door de arts door wie eiser is gezien, geoordeeld dat sprake is van medische problemen die niet aan horen en beslissen in de weg staan. Niet bestreden is dat dit onderzoek door FMMU overeenkomstig het Protocol Medisch advies Horen en Beslissen is uitgevoerd en ziet op zowel fysieke als psychische aspecten. Deze uitvoering waarborgt dat een advies voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid te stellen eisen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft daarentegen zijn stelling dat sprake was van psychische problemen en dat hij niet in staat was om een verklaring af te leggen niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat geen aanvullend onderzoek naar de psychische gesteldheid van eiser nodig is en dat niet is gebleken dat eiser niet kan worden gehoord.
5. Voor wat betreft besluitvorming op basis van een nader gehoor in zaken van asielzoekers met psychische problemen is in WI 2010/13 het volgende vermeld. Indien geoordeeld wordt dat het afleggen van incoherente en inconsistente verklaringen te herleiden is tot de medische/psychische situatie van de asielzoeker, zullen deze verklaringen niet snel worden tegengeworpen. In die gevallen zal sneller worden getoetst aan de zwaarwegendheid van een asielverzoek. Uitgangspunt blijft dat ook in dit soort zaken de asielzoeker aannemelijk moet maken dat er een rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning bestaat. In dit geval blijkt uit het verslag van het nader gehoor van 18 mei 2017 dat regelmatig is gepauzeerd en dat diverse vragen zonodig zijn herhaald. Uit dat verslag blijkt niet dat sprake is van zodanige incoherente of inconsistente verklaringen dat die niet voor besluitvorming kunnen worden gebruikt. Bovendien is - voor zover sprake is van inconsistenties - niet aannemelijk dat die te herleiden zijn tot de psychische gesteldheid van eiser, nu die op geen enkele wijze met stukken is onderbouwd. Voorgaande betekent dat verweerder er op grond van het FMMU-advies van kon uitgaan dat eiser in staat was te verklaren en dat de afgelegde verklaringen terecht hebben geleid tot afwijzing van de aanvraag. Immers heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade.
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 december 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.