In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Q-Park vorderde betaling van € 391,58 van de gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 340,50 en buitengerechtelijke incassokosten van € 51,08, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op het feit dat de gedaagde op 29 oktober 2016 gebruik had gemaakt van de parkeerfaciliteiten van Q-Park zonder te betalen, wat in strijd was met de algemene voorwaarden van Q-Park. De gedaagde ontkende gebruik te hebben gemaakt van de parkeerfaciliteiten en stelde dat de camerabeelden die door Q-Park waren overgelegd, mogelijk vervalst waren.
De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, omdat uit het ter griffie gedeponeerde beeldmateriaal bleek dat de gedaagde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de gedaagde werd in de kosten van de procedure veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van algemene voorwaarden bij het gebruik van parkeerfaciliteiten en de gevolgen van het niet voldoen aan betalingsverplichtingen.