ECLI:NL:RBDHA:2017:16266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
NL17 14274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Zweden in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, een asielaanvraag had ingediend op 28 augustus 2017. De eiser had eerder in Zweden om internationale bescherming gevraagd, wat leidde tot een terugnameverzoek van de Nederlandse autoriteiten aan Zweden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Zweden heeft ingestemd met dit verzoek en dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling wordt genomen door Nederland, maar dat hij wordt overgedragen aan Zweden.

De eiser was het niet eens met het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat hij vreesde dat hij door Zweden zou worden uitgezet naar Irak. De rechtbank overwoog dat, nu Zweden de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag heeft geaccepteerd, ervan moet worden uitgegaan dat Zweden de Europese asielrichtlijnen zal naleven. De rechtbank merkte op dat als de eiser twijfels heeft over de naleving van deze richtlijnen door Zweden, hij dit moet aankaarten bij de Zweedse autoriteiten.

De rechtbank concludeerde dat het door de eiser gestelde gevaar van indirect refoulement niet aannemelijk was gemaakt en dat de aanvraag terecht niet in behandeling was genomen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.14274
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 december 2017 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.14275, plaatsgevonden op 22 december 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en van Iraakse nationaliteit. Op 28 augustus 2017 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Uit onderzoek in Eurodac blijkt dat eiser eerder in Zweden heeft gevraagd om internationale bescherming. Zweden heeft ingestemd met het terugnameverzoek van de Nederlandse autoriteiten. Verweerder heeft vervolgens besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en eiser over te dragen aan Zweden.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit omdat hij vreest dat Zweden hem zal uitzetten naar Irak.
4. Nu Zweden de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser heeft geaccepteerd, geldt dat moet worden aangenomen dat Zweden de Europese asielrichtlijnen in acht zal nemen.
5. Voor zover eiser meent dat Zweden zich daar in zijn geval niet aan houdt, dient eiser daarover te klagen bij de Zweedse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser geen effectieve rechtsmiddelen heeft in Zweden.
6. Het door eiser gestelde gevaar van indirect refoulement is dan ook niet aannemelijk gemaakt.
7. De aanvraag is terecht niet in behandeling genomen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.