ECLI:NL:RBDHA:2017:16260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
NL17.13719
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid van Frankrijk onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op het Dublin-systeem, waarbij Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat hij daar een visum heeft gekregen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij aan Frankrijk wordt overgedragen.

Tijdens de zitting op 20 december 2017 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat er ernstige systeemfouten zijn in de asielopvang of procedure in Frankrijk die zouden leiden tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Bovendien blijkt uit medische rapportage dat eiser, ondanks zijn MS en rolstoelgebruik, zelfredzaam is en geen ziekenhuisopname nodig heeft.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet gehouden is om aanvullende garanties te vragen aan Frankrijk met betrekking tot de opvang en medische behandeling van eiser. De door eiser aangevoerde bijzondere individuele omstandigheden zijn niet onderbouwd en de rechtbank ziet geen aanleiding om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan Nederland toe te kennen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.13719 en NL17.13720
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 20 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser en verzoeker, hierna: eiser,

(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiser een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht aan Frankrijk.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL17.13719, verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak NL17.13720, wijst het verzoek af.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat Frankrijk een visum heeft afgegeven aan eiser. In geschil is of Nederland niettemin deze verantwoordelijkheid aan zich moet trekken.
2. Voor zover uit de beroepsgronden van eiser moet worden afgeleid dat eiser betoogt dat ten aanzien van Frankrijk niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wordt het volgende overwogen. Het is aan eiser om dat te onderbouwen. Dat is niet gebeurd. Niet aannemelijk is gemaakt dat in Frankrijk sprake is van zodanig ernstige systeemfouten in de asielopvang of de asielprocedure, dat overdracht aan Frankrijk leidt tot schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Evenmin blijkt uit de medische rapportage over eiser dat bij overdracht van eiser een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidstoestand van eiser dreigt. Weliswaar heeft eiser MS en maakt hij gebruik van een rolstoel, maar uit de brief van de revalidatiearts van 4 december 2017 blijkt dat eiser zelfredzaam is en dat geen ziekenhuisopname nodig is. Deze grond treft geen doel.
3. Wat betreft het betoog dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden, die ertoe hadden moeten leiden dat verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken, wordt het volgende overwogen. Verweerder heeft beleids- en beoordelingsruimte om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder heeft in de medische beperkingen van eiser geen aanleiding hoeven zien om bijzondere individuele omstandigheden aanwezig te achten. De door eiser in beroep aangehaalde rechtspraak betreft gevallen die niet vergelijkbaar zijn met de situatie van eiser, zoals de situatie van een vrouw met uitgezaaide borstkanker en een beperkte levensverwachting die al geruime tijd in Nederland verbleef [1] . Dat eiser in Frankrijk slecht behandeld zou zijn, is in het geheel niet geconcretiseerd, laat staan onderbouwd.
4. Anders dan eiser betoogt, is verweerder niet gehouden om aanvullende garanties te vragen aan Frankrijk met betrekking tot de opvang en de medische behandeling van eiser. Niet is onderbouwd dat de garanties die ingevolge het Tarakhel-arrest [2] in bepaalde gevallen aan Italië moeten worden gevraagd, ook aan Frankrijk zouden moeten worden gevraagd. Er is geen aanleiding om meer van verweerder te vragen dan dat hij de medische gegevens van eiser – indien deze daarom vraagt – aan de Franse autoriteiten doorgeeft.
5. Het beroep is ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, 7 juli 2017, NL17.3401.
2.Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014: 1104JUD002921712.