ECLI:NL:RBDHA:2017:16210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
C/09/457313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in een familiezorgzaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De vader heeft op 30 december 2013 een verzoek ingediend, dat leidde tot een procedure waarin de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaten, betrokken zijn. De rechtbank heeft op 7 december 2017 een eerdere beschikking gegeven, waarin verdere beslissingen over de zorg- en opvoedingstaken zijn aangehouden. Op 22 december 2017 vond de zitting plaats, waarbij ook vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat het momenteel niet haalbaar is om omgang tussen de vader en de minderjarige op te starten. De instelling stelt voor om de behandeling van de minderjarige bij de Jutters af te wachten, zodat er een advies kan worden uitgebracht over de omgang. De moeder heeft aangegeven dat er psychiatrische hulp nodig is om te bepalen of omgang met de vader in het belang van de minderjarige is, en verzoekt om de procedure voor drie maanden aan te houden. De vader begrijpt de noodzaak van de aanhouding, maar vindt het moeilijk dat er momenteel geen omgang plaatsvindt.

De rechtbank oordeelt dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op dit moment nog niet kan worden vastgesteld. Er zal een onderzoek plaatsvinden door de Jutters, en op basis van de uitkomsten zal een advies worden uitgebracht over de omgang. De rechtbank houdt de procedure aan en bepaalt dat de Raad voor de Kinderbescherming uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een update van de rapportage moet indienen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 december 2017.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 13-10294
Zaaknummer: C/09/457313
Datum beschikking: 22 december 2017

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 30 december 2013 ingekomen verzoek van:

[Vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.L. Jas te Wassenaar.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.P.J. Frederiks te Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van 7 december 2017 van deze rechtbank is iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de proceskosten aangehouden.
De rechtbank heeft kennis genomen van alle stukken die in de procedure met bovengenoemd kenmerk zijn ingekomen.
Op 22 december 2017 is de zaak, gelijktijdig met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van na te noemen minderjarige voor de duur van een jaar (C/09/543025/JE RK 17-2358), ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [A] en de heer [B] , namens de gecertificeerde instelling;
  • mevrouw [X] , namens de Raad voor de Kinderbescherming;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P.J. Frederiks;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.L. Jas.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking van 7 december 2017 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen en beslist.
De gecertificeerde instelling
Het is voor de gecertificeerde instelling niet haalbaar gebleken om omgang tussen de vader en [minderjarige] op te starten. Op dit moment acht de gecertificeerde instelling het zinvol om de behandeling van [minderjarige] bij de Jutters af te wachten. De Jutters kan dan naar aanleiding daarvan een advies uitbrengen over de wijze waarop de omgang tussen [minderjarige] en de vader moet worden vormgegeven. De inzet van de moeder en haar partner is nodig om omgang tussen de vader en [minderjarige] op gang te brengen.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat met psychiatrische hulp moet worden gekeken in hoeverre omgang met de vader in het belang van [minderjarige] is. Daar bestaat nu nog veel onduidelijkheid over, zodat de procedure opnieuw voor de duur van drie maanden dient te worden aangehouden.
Het standpunt van de vader
Het is voor de vader lastig te accepteren dat er nu geen omgang plaatsvindt met [minderjarige] , Hij begrijpt wel dat de procedure nogmaals moet worden aangehouden omdat het onderzoek door de Jutters nog moet worden verricht. De aanhouding dient wel van korte duur te zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op dit moment nog niet kan worden vastgesteld. Bij [minderjarige] zal onderzoek worden verricht door de Jutters en aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek zal de Jutters een advies uitbrengen over de (mogelijkheden van het opstarten van) omgang tussen de vader en [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] dat dit wordt afgewacht. De rechtbank ziet derhalve aanleiding de procedure omtrent de vaststelling van de zorg- en opvoedingstaken aan te houden als na te melden. De Raad dient voor de vervolgzitting een update van de rapportage in te zenden naar aanleiding van voornoemd advies van de Jutters met betrekking tot de wijze en frequentie van omgang tussen de vader en [minderjarige] .

Beslissing

De rechtbank:
houdt de behandeling aan tot
1 juli 2018 pro forma; uiterlijk twee weken vóór die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zijn aanvullende rapport met bijgevoegd het advies van de Jutters te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat, ná ontvangst van het rapport en advies, de behandeling ter terechtzitting, op een nader te bepalen datum en tijdstip, zal worden voortgezet in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de proceskostenaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Borkent, voorzitter, H. Dragtsma en J. Satink, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.