In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouders zijn van een minderjarig kind. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de toekenning van het ouderlijk gezag over het kind aan haar alleen, en een zorg- en contactregeling. De man heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om de echtscheiding en een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag niet voldoende is onderbouwd, en heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft echter wel een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind om de acht weken bij de vader verblijft, met een opbouwschema voor de contactmomenten. De vrouw had ook verzocht om vaststelling van kinderalimentatie, maar dit verzoek is afgewezen omdat er onvoldoende gegevens zijn over de behoefte van het kind en de draagkracht van de vrouw. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de zorgregeling tussen de vader en het kind vastgesteld.