ECLI:NL:RBDHA:2017:16109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
C/09/519921 / FA RK 16-7781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouders zijn van een minderjarig kind. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de toekenning van het ouderlijk gezag over het kind aan haar alleen, en een zorg- en contactregeling. De man heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om de echtscheiding en een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag niet voldoende is onderbouwd, en heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft echter wel een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind om de acht weken bij de vader verblijft, met een opbouwschema voor de contactmomenten. De vrouw had ook verzocht om vaststelling van kinderalimentatie, maar dit verzoek is afgewezen omdat er onvoldoende gegevens zijn over de behoefte van het kind en de draagkracht van de vrouw. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de zorgregeling tussen de vader en het kind vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 16-7781
Zaaknummer: C/09/519921
Datum beschikking: 25 juli 2017

Scheiding

Beschikking op het op 12 oktober 2016 ingekomen verzoek van:

[verzoekster]

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K. Mohasselzadeh te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende]

de man,
wonende te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk,
advocaat: mr. J. Heinrici te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het bericht van 31 mei 2017 met bijlagen van de zijde van de man.
Op 9 juni 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat voortaan alleen aan de vrouw het ouderlijk gezag zal toekomen over het minderjarige kind van partijen;
  • opname van de zorg- en contactregeling zoals door de Engelse rechter is vastgesteld in de beschikking;
  • (naar de rechtbank begrijpt) vaststelling van kinderalimentatie van € 46,- per week met ingang van 4 augustus 2015;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de man zelfstandig verzocht om de echtscheiding met een nevenvoorziening tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken conform punt 7 van het verweerschrift, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [datum ] te [plaatsnaam] , India.
  • Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Verenigd Koningrijk.
  • Partijen hebben het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • [minderjarige] verblijft thans bij de vrouw.
  • Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij een uitspraak van de ‘Family Court’ te [plaatsnaam] van [datum ] is:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder bepaald;
  • aan de moeder toestemming verleend om vanaf 9 mei 2016 met [minderjarige] te verhuizen naar Nederland;
  • een contactregeling tussen de man en [minderjarige] bepaald, in die zin dat met ingang van 13 juni 2016 en na de verhuizing van [minderjarige] naar Nederland, er iedere acht weken overdag contact zal zijn gedurende drie dagen. Vanaf april 2017 zal de voorgaande regeling met een overnachting worden uitgebreid, waarbij de contactmomenten tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk zullen worden gewisseld;
  • bepaald dat er tweemaal per week Skype-contact zal plaatsvinden, waarbij de dag en de tijden in onderling overleg tussen partijen worden bepaald.
- Bij een uitspraak van de ‘Family Court’ te [plaatsnaam] van 5 mei 2016 is bepaald dat [minderjarige] niet voor 13 juni 2016 mag verhuizen naar Nederland en is de contactregeling na tussen de man en [minderjarige] aangepast, in die zin dat iedere acht weken gedurende drie dagen overdag contact zal plaatsvinden, waarbij het eerste contactmoment zal plaatsvinden voor 18 juli 2016.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift partijen de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Ontvankelijkheid
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken voldoende gebleken dat het op dit moment niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zodat partijen ontvankelijk zijn in hun verzoeken tot echtscheiding.
Toepasselijk recht
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijk
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat de daarop steunende verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag.
Inhoudelijk
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat partijen na de ontbinding van hun huwelijk het gezag over hun minderjarige kind(eren) gezamenlijk blijven uitoefenen. Ingevolge artikel 827, eerste lid, onder c Rv in samenhang met artikel 1:251a, eerste lid, van het BW kan de rechtbank in de echtscheidingsprocedure echter op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over een kind voortaan aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De vrouw heeft verzocht haar alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten. Hoewel zij nu bekend is met het woonadres van de man, stelt de vrouw dat zij er niet op kan vertrouwen dat de man bereikbaar voor haar is als er belangrijke beslissingen ten aanzien van [minderjarige] genomen moeten worden. Eenhoofdig gezag zal voorkomen dat er continu procedures moeten worden gevoerd om de toestemming van de man te krijgen. In december 2015 is aan de man een contact- en straatverbod voor onbepaalde tijd opgelegd na een incident van huiselijk geweld. De vrouw acht het in het belang van [minderjarige] dat zij beslissingen over hem alleen kan nemen.
De man heeft verweer gevoerd en verzocht om afwijzing van het verzoek van de vrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn van de zijde van de vrouw onvoldoende concrete gronden aangedragen die zouden moeten leiden tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. De communicatie tussen partijen is momenteel niet optimaal, echter van een dermate verstoorde communicatie tussen partijen dat daardoor de belangen van [minderjarige] in het geding komen, is niet gebleken. Van de ouders mag bovendien enige inspanning worden verwacht om hun communicatie te optimaliseren. Voorts is niet gebleken dat de man de vrouw belemmert in de uitoefening van het gezag of dat er concrete beslissingen zijn die door de man worden tegengehouden of waarbij de vrouw wordt tegengewerkt. Ter zitting is voorts gebleken dat partijen in staat zijn om met elkaar te overleggen, waarbij zij – zoals hierna zal volgen – afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank zal het desbetreffende verzoek van de vrouw derhalve afwijzen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Inhoudelijk
Vast staat dat de rechter in Birmingham bij beschikking van 5 april 2016 een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] heeft bepaald.
Ingevolge artikel 41 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna genoemd: Brussel IIbis) wordt het omgangsrecht dat is toegekend bij een in een lidstaat gegeven uitvoerbare beslissing, in een andere lidstaat erkend en is aldaar uitvoerbaar zonder dat een uitvoerbaar verklaring behoeft te worden verkregen indien met betrekking tot die beslissing in de staat van herkomst een certificaat als bedoeld in artikel 41 lid 2 Brussel IIbis is afgegeven. Gebleken is dat deze zorgregeling niet is nagekomen en dat de man [minderjarige] al lange tijd niet heeft gezien. Er is zodoende sprake van een wijziging van omstandigheden.
De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd. Zowel de man als de vrouw wensen tot een zorgvuldig contactherstel tussen de man en [minderjarige] te komen en beide achten omgang tussen de vader en [minderjarige] eens in de twee maanden in het belang van [minderjarige] . Met partijen is voorts een vergelijk beproefd over de opbouw van de zorgregeling. De vrouw wil dat het contact eerst onder begeleiding van derde zal plaatsvinden. De man is bereid om het contact rustig en voorzichtig op te bouwen, maar acht begeleiding door een derde niet zinvol. Nu echter [minderjarige] en de man elkaar al een geruime tijd niet hebben gezien, acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat bij het eerste contactmoment een derde aanwezig zal zijn. De man heeft hiermee ter zitting ingestemd.
Partijen hebben de volgende afspraken gemaakt. De eerste drie contactmomenten zullen elkaar binnen vier weken opvolgen, waarbij het eerste contact binnen vier weken na de zitting in Nederland dient plaats te vinden in aanwezigheid van een derde. De rechtbank gaat er van uit dat partijen zich aan deze afspraak hebben gehouden. Het tweede en derde contactmoment vindt plaats zonder begeleiding, waarbij het tweede contact in Nederland plaatsvindt en het derde contact in het Verenigd Koninkrijk met een overnachting. De data en tijdstippen voor de contactmomenten zullen partijen in onderling overleg regelen. Vervolgens zal de zorgregeling worden hervat in die zin dat [minderjarige] bij de man is van vrijdagmiddag tot zondagmiddag om de 8 weken, waarbij de ene keer het contact in Nederland plaatsvindt de andere keer in de Verenigde Staten.
Kinderalimentatie
Nu de onderhoudsgerechtigde in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling of wijziging van een onderhoudsbijdrage. Op dit verzoek is op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht van toepassing.
De vrouw verzoekt om vaststelling van kinderalimentatie met ingang van 4 augustus 2015. Zij stelt dat Child Maintenance Service Team op 3 september 2015 een berekening van de kinderalimentatie heeft gemaakt, maar dat de man tot op heden niets heeft betaald.
De man voert verweer en stelt dat vaststelling van kinderalimentatie niet mogelijk is, nu er van de zijde van de vrouw geen inkomensgegevens zijn overgelegd. De kinderalimentatie dient naar Nederlands recht te worden vastgesteld. De man heeft een zeer laag inkomen.
De rechtbank stelt voorop dat krachtens artikel 23 van de Alimentatieverordening een beslissing betreffende onderhoudsverplichtingen geven in een niet door het Haagse Protocol van 2007 gebonden lidstaat, zoals het Verenigd Koninkrijk, in de overige lidstaten wordt erkend zonder dat daartoe een procedure is vereist. Child Maintenance Service team heeft ten laste van de man een alimentatieverplichting vastgesteld van £46,03 per week vanaf 4 augustus 2015 en bepaald dat dit bedrag jaarlijks wordt herzien. De laatste betaling van £200,69 zou moeten plaatsvinden op 2 september 2016. Uit de door de man overgelegde gegevens, die door de vrouw niet zijn betwist, volgt dat hij in 2015 en 2016 betalingen heeft verricht aan de vrouw ter zake van het levensonderhoud van Abeel. Voorts heeft hij bij brief van 1 juni 2016 aan Child Maintenance Service Team zijn gegevens ingediend wegens een wijziging in zijn salaris. Tegen deze achtergrond is er geen aanleiding om een bijdrage in het levensonderhoud van [minderjarige] vast te stellen vanaf 4 augustus 2015. Voor zover de vrouw bedoelt te verzoeken de kinderalimentatie vast te laten stellen vanaf 2 september 2016, de datum waarop Child Maintenance Service Team de laatste verplichting heeft vastgesteld, stelt de rechtbank vast dat de vrouw haar verzoek niet heeft onderbouwd met stukken. Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om de behoefte van [minderjarige] en de draagkracht van de vrouw te kunnen vast stellen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [belanghebbende] , en [verzoekster] gehuwd op
[datum ] te [plaatsnaam] , India;
- bepaalt, in zoverre met wijziging van de beschikking van de rechter in [plaatsnaam] (Verenigd Konikrijk) van [datum ] , een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Verenigd Koninkrijk, inhoudende dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:
een weekend in de acht weken van vrijdagmiddag tot zondagmiddag de ene keer in Nederland en de andere keer in het Verenigd Koninkrijk, waarbij het volgende opbouwschema geldt:
*de 1e keer – op een tussen partijen af te spreken datum gelegen binnen vier weken na de zitting van 7 juli 2017 – is [minderjarige] bij de man in aanwezigheid van een bekende van de vrouw in Nederland;
*de 2e keer – op een tussen partijen af te spreken datum gelegen binnen 4 weken na het vorige omgangsmoment – is [minderjarige] – zonder begeleiding – bij de man in Nederland;
*de 3e keer – op een tussen partijen af te spreken datum gelegen binnen 4 weken na de datum van het vorige omgangsmoment – brengt de vrouw [minderjarige] bij de man in het Verenigd Koninkrijk en blijft [minderjarige] bij de man overnachten,
waarbij partijen de tijdstippen in onderling overleg vaststellen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Corver als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2017.