ECLI:NL:RBDHA:2017:15917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
NL17.11632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse homoseksueel wegens onvoldoende zwaarwegende problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse eiser die homoseksueel is. De eiser, geboren in 1985, heeft op 27 september 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat hij en zijn partner in Cuba te maken hebben met ernstige discriminatie en bedreigingen vanwege hun seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 oktober 2017 afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank heeft het asielrelaas van de eiser geloofwaardig geacht, maar oordeelt dat de door de eiser ondervonden problemen niet voldoende zwaarwegend zijn om hem als vluchteling te kwalificeren volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen en dat het bestreden besluit niet ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beroepsgrond van de eiser dat hij niet kan klagen over het gedrag van de politiechef, buiten beschouwing wordt gelaten, omdat hij deze heeft laten vallen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.11632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 20 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is L.M. van Gaalen als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1985 en heeft de Cubaanse nationaliteit. Hij heeft op 27 september 2017 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat zijn partner, [partner], transseksueel is. Eiser heeft als grond voor zijn asielverzoek naar voren gebracht dat bij zijn partner [partner] onder dwang haar borstimplantaten in een militair hospitaal zijn verwijderd. Eiser geeft voorts aan dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Cuba wordt gediscrimineerd. Zo is hij tien keer fysiek bedreigd door homofobe bendes en een ontelbaar aantal keren verbaal bedreigd. Wegens het hand in hand lopen met zijn partner heeft eiser drie waarschuwingen van de politie ontvangen en heeft hij vijf boetes moeten betalen. De politiechef van de wijk heeft eiser en zijn partner gevolgd om te zien waar zij werkten, wat zij deden en waar zij naartoe gingen. Vanwege de problemen van zijn partner heeft eiser uiteindelijk besloten om zijn land van herkomst te verlaten.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) de identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) de homoseksuele geaardheid;
3) problemen met de samenleving vanwege de homoseksuele geaardheid, in het bijzonder met homofobe bendes;
4) problemen met de politie in Cuba.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst alsmede over zijn geaardheid en de aangevoerde problemen geloofwaardig geacht.
Daarentegen worden de door eiser ondervonden problemen door verweerder onvoldoende zwaarwegend geacht. Eiser kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) (het Vluchtelingenverdrag) en heeft ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet berust op een draagkrachtige motivering, aangezien verweerder verwijst naar een besluit dat niet bestaat. Bovendien heeft verweerder ten onrechte het rapport van het US State Department on Human Rights inzake Cuba van 2016 niet in de beoordeling betrokken. Uit dit rapport blijkt dat het niet mogelijk is om te klagen over het optreden van de Cubaanse politie. Eiser kan dan ook niet klagen over het gedrag van de politiechef van de wijk bij de autoriteiten.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank stelt voorop dat het asielrelaas van eiser geloofwaardig is geacht.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit geen blijk geeft van een ondeugdelijke motivering. Het besluit van de partner van eiser is, zoals verweerder ter zitting aangeeft op dezelfde dag, te weten vrijdag 20 oktober 2017, genomen als het besluit van eiser. Omwille van het aanbreken van het weekend is het echter niet gelukt om de besluiten op dezelfde dag te verzenden. Het besluit van eiser is vóór het aanbreken van het weekend op vrijdag 20 oktober 2017 verzonden, terwijl het besluit van de partner van eiser pas na afloop van het weekend op maandag 23 oktober 2017 is verzonden. De rechtbank is van oordeel dat derhalve niet gevolgd kan worden dat verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen naar een besluit dat nog niet was genomen.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser ter zitting heeft aangegeven de beroepsgrond dat het voor hem niet mogelijk is om zich te wenden tot de autoriteiten dan wel bij de hogere autoriteiten zijn beklag te doen van het gedrag van de politiechef van de wijk, te laten vallen. De rechtbank laat deze beroepsgrond derhalve buiten beschouwing.
7.3.
Voor zover eiser zich beroept op de problemen van zijn partner [partner] overweegt de rechtbank dat verweerder bij besluit van 23 oktober 2017 haar asielverzoek heeft afgewezen en de rechtbank bij uitspraak van heden, in de procedure met zaaknummer NL17.11635, het beroep gericht tegen dat besluit ongegrond heeft verklaard.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel