Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 november 2016, met producties;
- de incidentele conclusie tevens conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie van 21 december 2016, met producties;
- het tussenvonnis van 1 maart 2017 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de ambtshalve beschikking van 25 april 2017 waarin een datum voor de comparitie van partijen is bepaald;
- de akte overlegging productie ten behoeve van comparitie van Achmea, met productie 11;
- de antwoordakte in incident tevens antwoord in reconventie van 15 augustus 2017;
- de brief van Achmea inzake het ingestelde beroep tegen de beslissing van het Centraal Tuchtcollege van de Gezondheidszorg van 16 augustus 2017;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 29 augustus 2017.
2.De feiten
Is er sprake van een aparte benchmark om de gedeclareerde OPT opnamen te vergelijken? Dit lijkt u immers te suggereren in uw brief van afgelopen vrijdag!
Hoe is deze benchmark tot stand gekomen?
Welke statistische materialen en methoden heeft u hiervoor gebruikt?
Welke filters en andere bewerkingen heeft u hierop uitgevoerd? Hoe verhoud dit zich tot de homogene groepen?
Waarom is hier geen melding van gemaakt in de eerste informatie?
Hoe zijn de data voor de jeugdtandzorg instellingen die u er opzettelijk uit heeft gefilterd? Hoe variëren deze ten opzichte van de benchmark?
Wie is uw verantwoordelijk statisticus?
Hoe heeft u in dezelfde benchmark onderscheid gemaakt tussen tandartsen met en zonder OPT apparatuur? Hoe corrigeert u voor de tandartsen zonder OPT apparatuur?
Hoe zijn de data voor de jeugdtandzorg instellingen die u er opzettelijk uit heeft gefilterd? Hoe verhouden deze zich tot de benchmark?
Wie is uw verantwoordelijk statisticus?
Wat zijn de statistische materialen en methoden van het onderzoek op de röntgenfoto’s?
Wat is uw beleid in het algemeen tegen tandartsen die in de basisverzekering structureel te weinig foto’s (X10 en X21) maken ten opzichte van de professionele standaard?
Wat is uw beleid in het algemeen ten opzichte van door u gecontracteerde tandartsen die in de basisverzekering te weinig foto’s (X21 en X10) maken ten opzichte van de professionele standaard?
Bent u überhaupt bekend met de professionele standaard op het gebied van radiologie? Hoe komt dit naar voren / hoe houdt u hier rekening mee in uw statistiek?
Hoeveel afwijking is er tussen de benchmark en wat je zou kunnen verwachten ten opzichte van de professionele standaard?
Zijn bovengenoemde categorieën tandartsen vertegenwoordigd in de benchmark? Zo ja, in welke getalen, zo nee, hoe kunt u dit stellen?
Heeft Achmea ooit op enige wijze actie ondernomen tegen een tandarts (wel of niet gecontracteerd) die structureel te weinig foto’s (X10 en X21) maakte bij uw jeugdige verzekerden (basisverzekerden) tot 18 jaar?
Indien u geen beleid voert in dit opzicht/ of anderzijds nooit optreed, hoe heeft u voor deze overduidelijke bias in uw statistiek zorg gedragen om deze te corrigeren?
Heeft u gecorrigeerd voor het feit dat tandartsen zonder OPT na een onsuccesvolle poging foto’s (bitewings / solos) te maken zich er maar bij neer moeten zetten, terwijl tandartsen met OPT de mogelijkheid hebben via deze weg mtgenologische informatie te verzamelen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Tenslotte ontvang ik graag alle bijbehorende brondocumenten en instructies van de Nederlandse Zorg Autoriteit betreffende de uitvoering van de formele/ materiële controle.
3.Het geschil
In conventie
[…] alle statistieken en gegevens op alle onderdelen van de materiële controle (OPT opnamen, X10 röntgenfoto’s, M01 en M03 behandelcodes en V30 en V35 behandelcodes), materialen en methoden, niet alleen betreffende de rekenmethode, maar ook de sample data alsmede de exacte samenstelling en berekening van de benchmark.” Voorts vordert [A] dat deze informatie binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan hem wordt verstrekt, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000 voor elke dag of dagdeel dat daarmee in gebreke wordt gebleven, met veroordeling van Achmea in de kosten van het geding alsmede de nog te begroten nakosten.
4.De beoordeling
ontvankelijkheid
Formuleer een controledoel. Door het controledoel zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen, wordt een begrenzing aangebracht in de diepgang en reikwijdte van het onderzoek. Om die reden is het belangrijk om het controledoel voldoende nauwkeurig te bepalen, zodat in redelijke mate verifieerbaar en toetsbaar is of met het uit te voeren onderzoek het controledoel is bereikt, dan wel of specifiek nader onderzoek is aangewezen.
Voer een algemene risicoanalyse uit op basis van beschikbare gegevens. (…)
Stel op basis van algemene risicoanalyse een algemeen controleplan vast. In het algemene controleplan worden zowel de objecten van materiële controle als de in te zetten algemene controle-instrumenten beschreven. Het controleplan richt zich op de vraag hoe de zorgverzekeraar onderzoek gaat doen. Daarin beschrijft hij welke controle-instrumenten worden ingezet. Het gaat daarbij om instrumenten als de AO/IC-verklaringen (dan wel bestuurs- en accountantsverklaringen), statistische analyses en verbands- en logicacontroles.
Voer in dit stadium van materiële controle geen detailcontrole uit. (…)
Stop de materiële controle als in dit stadium het controledoel is bereikt. (…) Als er uit die controle aanleiding wordt gevonden een ander onderzoek in te stellen, wordt weer begonnen bij de eerste stap.
Als het controledoel niet is bereikt; maak dat inzichtelijk en toetsbaar.
Formuleer een specifiek controledoel. Met het inzicht uit de vorige stap kan worden overgegaan van algemene controle naar detailcontrole. De zorgverzekeraar motiveert hier waarom gelet op het nog niet bereikte controledoel de inzet van detailcontrole noodzakelijk is.
Voer een specifieke risicoanalyse uit en stel een specifiek controleplan vast. In het controleplan worden zowel de objecten van materiële controle als de noodzaak van de in te zetten detailcontrole-instrumenten beschreven. Maak onderscheid tussen de laatstgenoemde instrumenten en zet die op proportionele wijze in.
Informeer de zorgaanbieder tevoren schriftelijk over de detailcontrole. Door aan de zorgaanbieder inzichtelijk en toetsbaar te maken waarom en op welke wijze de detailcontrole wordt uitgevoerd, is voor de zorgaanbieder zelf eenvoudiger vast te stellen dat hij verplicht is tot medewerking en het medisch beroepsgeheim daarvoor geen belemmering is
Voer de controle onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur uit. (…)
Indien het controledoel niet is bereikt: overweeg inzet zwaarder middel.
Mogelijkheid inzetten detailcontrole met toestemming verzekerde. De zorgverzekeraar mag detailcontrole uitvoeren indien de verzekerde ten behoeve van de materiële controle schriftelijk toestemming aan de zorgaanbieder heeft gegeven voor verstrekking van persoonsgegevens betreffende diens gezondheid aan de zorgverzekeraar (..)”