ECLI:NL:RBDHA:2017:15902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
6333202 MB VERZ 17-3216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens door rood rijden terwijl gesleept

Op 3 november 2017 vond de mondelinge behandeling plaats van een beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, met betrekking tot een verkeersboete. Betrokkene, die niet ter zitting verscheen, werd verweten op 4 mei 2017 met zijn voertuig op de Prins Bernhardlaan te Voorburg door rood licht te rijden. Betrokkene erkende dat hij door rood reed, maar voerde als verweer aan dat hij gesleept werd door een ander voertuig dat door oranje reed. Hij stelde dat hij niet in staat was om te remmen en dat hij daardoor niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de overtreding.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat de beslissing niet gehandhaafd moest worden, omdat betrokkene niet verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter, mr. G.H.M. Smelt, oordeelde dat de gesleepte auto met vier wielen op de weg reed en dat er geen wettelijke bepaling was die de gesleepte auto en de sleepauto als één geheel beschouwde. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene, ondanks dat hij gesleept werd, nog steeds als bestuurder van het voertuig werd aangemerkt. De omstandigheden dat de sleepauto door oranje reed, kwamen voor rekening van betrokkene, die geen afspraken had gemaakt met de bestuurder van de sleepauto.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen sprake was van overmacht en er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de opgelegde sanctie. Betrokkene werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, indien de opgelegde sanctie meer dan € 70,-- bedroeg of het beroep niet ontvankelijk was verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 6333202 MB VERZ 17-3216
PROCES-VERBAALvan de in het openbaar gehouden zitting van 3 november 2017, tevens houdende
BESLISSINGop het beroep
.
Door mr. G.H.M. Smelt, kantonrechter, bijgestaan door S.L.E. van Vondelen als griffier, is overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer.
Het beroepschrift is ingediend door:

[betrokkene]

wonende te: [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Namens de officier van justitie is verschenen, mr. S. van der Waal.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 4 mei 2017 met het voertuig met het kenteken [kenteken] op de Prins Bernhardlaan te Voorburg, niet is gestopt voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht, terwijl betrokkene toen de kentekenhouder van dit voertuig was.
Betrokkene ontkent niet door rood te zijn gereden maar voert als verweer aan dat hij werd gesleept door een voertuig dat door oranje reed. Betrokkene heeft nog geprobeerd te remmen maar dat lukte niet. Betrokkene heeft aldus niet kunnen voorkomen dat hij de gedraging beging.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, evenals de verwerping van de bezwaren van betrokkene, niet te handhaven. Zij is van mening dat nu betrokkene niet verwijtbaar heeft gehandeld het beroep gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard en de sanctie op nihil dient te worden gesteld.
De kantonrechter heeft vervolgens op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Gelet op de verklaring van betrokkene en de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder de foto van de gedraging, staat vast dat met de auto waarvan betrokkene kentekenhouder is de verweten gedraging is begaan. Die auto werd op dat moment gesleept, maar reed zelf met vier wielen op de weg. Betrokkene zat op dat moment achter het stuur van die auto en heeft, zo schrijft hij, nog geprobeerd te remmen.
De Wegenverkeerswet of een krachtens die wet gegeven regeling kent geen bepaling die sleepauto en op deze wijze gesleept voertuig als één aanmerkt. Er zijn evenmin andere omstandigheden gebleken waaruit af te leiden is dat de auto van betrokkene geen zelfstandig voertuig meer was. De voorwielen, die de richting van het voertuig bepalen, reden op de weg. De auto kon dan ook afwijken van de stuurbewegingen van het sleepvoertuig – wat anders zou zijn als de voorwielen of alle wielen op de sleepauto of een daaraan bevestigde installatie zouden zijn vastgezet. Het was niet voor niets dat betrokkene achter het stuur moest zitten; het voertuig nam deel aan het verkeer en moest bestuurd worden. Overigens kent de wet voor situaties als deze ook geen uitzondering op het begrip bestuurder. Tevens lijkt de reminrichting in orde te zijn geweest, gelet op de oplichtende remlichten, waarover betrokkene schrijft. Dat het voertuig voor de aandrijving afhankelijk was van de sleepauto is onvoldoende om aan het zelfstandige karakter af te doen. Dat de bestuurder van de slepende auto door oranje is gereden met als gevolg dat betrokkene door rood is gereden, komt voor rekening en risico van betrokkene. Betrokkene heeft er niet voor gekozen om afspraken te maken met de bestuurder van de slepende auto over dergelijke situaties of om met die bestuurder in constante verbinding te staan – bijvoorbeeld via mobiele telefoon. Hij heeft zich, door dat na te laten en toch met dit voertuig aan het verkeer deel te nemen, zelf in de situatie gebracht dat hij mogelijk niet meer kon remmen zonder gevolgen voor zijn auto of de slepende auto. Dat doet aan de gedraging echter niets af. Nu het niet één samenstel is, zoals ook de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie ter zitting heeft verklaard, zou de bestuurder van de sleepauto niet als verantwoordelijk voor de overtreding aan te merken zijn, hetgeen derhalve evenmin een grond is om deze overtreding niet aan deze kentekenhouder toe te rekenen. Gelet op het voorgaande is van een situatie van overmacht in juridische zin geen sprake. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde sanctie.

De kantonrechter beslist als volgt:

Verklaart het beroep ongegrond.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen 6 weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, doch alleen indien:
a de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,-- bedraagt of
b het beroep niet ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Kanton –
Den Haag en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.