Uitspraak
BESLISSINGop het beroep
.
Rechtbank Den Haag
Op 3 november 2017 vond de mondelinge behandeling plaats van een beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, met betrekking tot een verkeersboete. Betrokkene, die niet ter zitting verscheen, werd verweten op 4 mei 2017 met zijn voertuig op de Prins Bernhardlaan te Voorburg door rood licht te rijden. Betrokkene erkende dat hij door rood reed, maar voerde als verweer aan dat hij gesleept werd door een ander voertuig dat door oranje reed. Hij stelde dat hij niet in staat was om te remmen en dat hij daardoor niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de overtreding.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat de beslissing niet gehandhaafd moest worden, omdat betrokkene niet verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter, mr. G.H.M. Smelt, oordeelde dat de gesleepte auto met vier wielen op de weg reed en dat er geen wettelijke bepaling was die de gesleepte auto en de sleepauto als één geheel beschouwde. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene, ondanks dat hij gesleept werd, nog steeds als bestuurder van het voertuig werd aangemerkt. De omstandigheden dat de sleepauto door oranje reed, kwamen voor rekening van betrokkene, die geen afspraken had gemaakt met de bestuurder van de sleepauto.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, omdat er geen sprake was van overmacht en er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de opgelegde sanctie. Betrokkene werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, indien de opgelegde sanctie meer dan € 70,-- bedroeg of het beroep niet ontvankelijk was verklaard.