ECLI:NL:RBDHA:2017:15838
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Syrische nationaliteit niet-ontvankelijk verklaard op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Syrische nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Bulgarije, zoals blijkt uit het Eurodac-systeem. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de situatie voor statushouders in Bulgarije zo slecht is dat er sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank overwoog dat verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel hanteerde, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is. Eiser kon niet voldoende bewijs leveren dat Bulgarije zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat de door eiser overgelegde documentatie niet voldoende was om aan te nemen dat de situatie in Bulgarije zo ernstig was dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de aanvraag niet-ontvankelijk was verklaard op grond van artikel 30a van de Vreemdelingenwet. Eiser had de mogelijkheid om een reguliere verblijfsvergunning aan te vragen, maar had dit niet gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.