ECLI:NL:RBDHA:2017:15716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
NL17.11210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. de Zeben - de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van Burundese nationaliteit en beoordeling van identiteit

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, twee Burundese nationalen, een herhaalde asielaanvraag ingediend na eerdere afwijzingen. De aanvragen zijn op 20 oktober 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij stelden dat er nieuwe feiten waren die een herbeoordeling rechtvaardigden, waaronder de overlegging van een originele identiteitskaart. Tijdens de zitting op 12 december 2017 zijn eisers vertegenwoordigd door hun gemachtigden en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de identiteitskaarten niet als nieuw bewijs kunnen worden aangemerkt, omdat eisers niet hebben aangetoond dat het onmogelijk was om deze eerder te overleggen. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de veiligheidssituatie in Burundi niet zodanig is veranderd dat eisers nu wel voor bescherming in aanmerking komen. De medische situatie van eiser 2, die PTSS heeft, is ook niet als nieuw element beschouwd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanvragen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 21 december 2017 door rechter G. de Zeben - de Vries, in aanwezigheid van griffier D.D. van Loopik.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.11210 en NL17.11213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2017 in de zaak tussen

[eiser 1], eiser

en
[eiser 2],eiser
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

ProcesverloopBij besluiten van 20 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Eiser [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiser [eiser 2] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Mukankusi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] 1992 en [geboortedatum] 1995. Zij stellen voorts de Burundese nationaliteit te hebben.
2. Eisers hebben op 23 augustus 2017 een asielaanvraag ingediend. Bij beschikkingen van 8 september 2017 zijn hun aanvragen afgewezen. Deze door eisers ingediende beroepen tegen deze beschikkingen zijn bij uitspraak van 9 oktober 2017 door deze rechtbank ongegrond verklaard (NL17.8431 en NL17.8437). Eisers hebben op 10 oktober 2017 een herhaalde asielaanvraag ingediend. Deze aanvragen worden in deze procedure behandeld.
3. Verweerder heeft de herhaalde asielaanvragen afgewezen omdat er volgens hem geen sprake is van nieuw gebleken feiten of omstandigheden waardoor de asielrelazen opnieuw beoordeeld zouden moeten worden.
4. Eisers voeren aan dat er wel aanleiding is om de besluiten van 8 september 2017 te heroverwegen. Zij hebben thans een originele identiteitskaart overgelegd, waarvan het niet mogelijk was om die in een eerder stadium te overleggen. Verweerder heeft hen destijds ten onrechte niet de tijd gegeven om de identiteitskaart alsnog naar Nederland te laten sturen. Daarnaast is nu komen vast te staan dat eisers de Burundese nationaliteit hebben. Dit is volgens eisers van belang omdat in de eerste procedure de relazen mede ongeloofwaardig waren bevonden op basis van het feit dat de eerste identiteitsgegevens in hun Rwandese paspoorten, anders waren. Op grond van het Bahaddar-arrest had verweerder de herhaalde asielaanvraag nu in behandeling moeten nemen. Eisers doen ook een beroep op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser [eiser 2] voert daarbij nog aan dat inmiddels bij hem PTSS is geconstateerd. Gelet hierop dient verweerder op grond hiervan de aanvraag van eiser te beoordelen. Ter zitting is namens eisers aanhouding verzocht van de behandeling van hun beroepen om het resultaat af te wachten van het lopende onderzoek van eiser [eiser 2] door de [stichting].
5. De rechtbank is het volgende van oordeel.
5.1
Verweerder heeft de standpunten van eisers ten aanzien van de identiteitskaarten terecht niet aangemerkt als een nieuw element in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Eisers hebben niet inzichtelijk gemaakt dat het onmogelijk was om de identiteitskaarten in de eerste procedure naar Nederland te krijgen. Voorts blijkt uit het dossier dat eisers nog kort voor hun vertrek naar Nederland hebben beschikt over hun identiteitskaarten. De rechtbank acht het voorts van belang dat de identiteitskaarten volgens Bureau Documenten ‘zeer wel mogelijk’ onbevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Hieraan kan derhalve niet de waarde worden gehecht die eisers daaraan gehecht zouden willen zien. Gelet hierop, en op het feit dat verweerder de asielrelazen al had getoetst aan Burundi, heeft verweerder voorts niet ten onrechte niet getoetst aan het Bahaddar-arrest.
5.2
Verweerder heeft voorts de beroepsgrond van eisers over de veiligheidssituatie in Burundi terecht niet aangemerkt als nieuw element en verwijst daarbij terecht naar de uitspraak van 9 oktober 2017 (in eisers eerdere zaken NL17.8431 en NL17.8437). Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de veiligheidssituatie sinds die uitspraken dusdanig is verslechterd dat zij nu wel voor bescherming in aanmerking zouden komen. De verwijzing van eisers naar het rapport van Amnesty International is daartoe onvoldoende. Daarbij is dit betoog ook reeds in de eerdere procedure aan de orde geweest. Ook de verwijzing van eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 18 oktober 2017 (NL17.8827) slaagt niet. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze uitspraak ziet op een ander geval, namelijk het deelnemen aan demonstraties in Burundi. Daarvan is in de onderhavige zaken geen sprake.
5.3
Ten aanzien van de medische situatie van [eiser 2] is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat met zijn medische gezondheid rekening is gehouden in de eerste procedure, hetgeen ook volgt uit de uitspraken van
9 oktober 2017. Niet is gebleken van nieuwe medische omstandigheden die als nieuw element zouden moeten worden gezien. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het feit dat nu bij [eiser 2] PTSS is vastgesteld er niet toe leidt dat eiser in de eerste procedure niet volledig en coherent heeft kunnen verklaren. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om het rapport van de [stichting] af te wachten, nu eiser in de eerste procedure ook heeft aangegeven zich te willen laten onderzoeken en gebleken is dat er door verweerder rekening is gehouden met de gezondheidstoestand van [eiser 2] en deze gezondheidstoestand de rechtbank in die procedure geen aanleiding heeft gegeven de zaak daartoe, ook toen verzocht door gemachtigde, aan te houden in afwachting van het [stichting] rapport. De rechtbank ziet thans geen aanleiding tot een ander standpunt.
6. De aanvragen zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Zeben - de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2017.
griffier
rechter is verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.