In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat de uitvoering van een zorgovereenkomst centraal. Eiser, die in behandeling was voor psychische klachten en verslavingsproblematiek, had een zorgovereenkomst gesloten met gedaagde, een zorgverlener, voor onbepaalde tijd. De overeenkomst was bedoeld om eiser te helpen bij het opbouwen van een dagelijks ritme en het vinden van een plek in de maatschappij. Eiser ontving een persoonsgebonden budget (pgb) dat hij maandelijks aan gedaagde betaalde voor de geleverde zorg. Echter, eiser heeft nooit zorg ontvangen, maar heeft wel de declaraties ondertekend en betaald. Na een controle door het Zorgkantoor meldde eiser dat er gefraudeerd was en dat hij geen zorg had ontvangen, wat leidde tot de intrekking van zijn pgb en de vordering van een terugbetaling van € 40.270,87.
Eiser vorderde in deze procedure een schadevergoeding van € 26.090 van gedaagde, omdat hij meende dat gedaagde zijn zorgplicht had geschonden door geen zorg te leveren. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij de zorg wel degelijk had geleverd en dat eiser verantwoordelijk was voor de verantwoording van het pgb. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende bewijs had geleverd dat er geen zorg was verleend. De rechtbank concludeerde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door eiser te laten betalen voor niet geleverde zorg, en dat eiser recht had op terugbetaling van het bedrag dat hij aan gedaagde had betaald. De rechtbank veroordeelde gedaagde tot betaling van € 26.090, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.