ECLI:NL:RBDHA:2017:15694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
C/09/538172 / JE RK 17-1657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. De kinderrechter had eerder op 14 september 2017 de ondertoezichtstelling verlengd tot 14 januari 2018, maar de gecertificeerde instelling heeft in de tussentijd geconcludeerd dat de minderjarige voldoende veilig is bij de moeder en dat er geen acute zorgen zijn over haar ontwikkeling. Tijdens de zitting op 22 december 2017 zijn de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling verschenen. De vader heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de moeder en de gecertificeerde instelling dit verzoek hebben afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn, en heeft het verzoek tot verlenging afgewezen. De rechtbank benadrukt het belang van statusvoorlichting voor de minderjarige en dat de moeder haar rol hierin moet oppakken. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Meervoudige kamer
Zaaksgegevens: C/09/538172 / JE RK 17-1657
Datum uitspraak: 22 december 2017

Beschikking van de meervoudige kamer

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 17 augustus 2017 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Moeder] ,

de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk.

[Vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M. van Eeten te Den Helder.

Het procesverloop

Bij beschikking van 14 september 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling verlengd van 14 september 2017 tot 14 januari 2018, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 14 september 2017;
  • de brief van 8 december 2017 van de zijde van de gecertificeerde instelling.
Op 22 december 2017 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren door de meervoudige kamer voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [X] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.A.G. Balkenende;
  • mr. M.M. van Eeten, advocaat van de vader.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
In de brief van 8 december 2017 heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat zij de afgelopen periode heeft gebruikt om zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige] . Op initiatief van de moeder is informatie vanuit school gekomen en de moeder heeft toestemming gegeven om contact op te nemen met de huisarts. Tijdens een huisbezoek is de gecertificeerde instelling in gesprek gegaan met de moeder, haar partner en [minderjarige] . Uit de verschillende informatiebronnen heeft de gecertificeerde instelling de conclusie getrokken dat [minderjarige] momenteel voldoende veilig is bij de moeder en dat er geen acute zorgen bestaan over haar ontwikkeling. De gecertificeerde instelling kan niet anders dan onder dwang een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] afdwingen, wat zij niet in het belang van [minderjarige] acht. Een dergelijke wijze van omgang zal niet leiden tot een voor haar veilige en positieve omgang met de vader die voor langere duur stand zal houden. Ook bij verlenging van de ondertoezichtstelling kan geen statusvoorlichting worden gegeven op een manier die in het belang is van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling ziet dan ook geen gronden meer voor verlenging van de ondertoezichtstelling.
Ter zitting is namens de gecertificeerde instelling aanvullend verklaard dat de spanningen die de procedures bij de rechtbank meebrengen de moeder hebben belemmerd om haar (trauma)behandeling te volgen. De gecertificeerde instelling kiest ervoor om de moeder rust en ruimte te geven. Het is wel van belang dat de behandeling van het trauma door de moeder wordt opgepakt, zodat [minderjarige] – volgens het voornemen van de moeder rond de leeftijd van 6 of 7 jaar – kan worden ingelicht over haar vader en twee halfzusjes. Alhoewel de frustratie aan de zijde van de vader voorstelbaar is, schept een voortzetting van de ondertoezichtstelling alleen maar verwachtingen die niet kunnen worden waargemaakt.
Namens de vader is ter zitting verzocht om de ondertoezichtstelling wel te verlengen. De vader voelt zich onmachtig en het traject brengt veel spanningen met zich. De vader heeft niet het vertrouwen dat de moeder [minderjarige] zal voorlichten over de vader, omdat de moeder hier nooit achter heeft gestaan. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn nog steeds aanwezig. De afgelopen periode is geen vooruitgang geboekt. Als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd, zal [minderjarige] nooit worden ingelicht over haar vader. De betrokkenheid van de gezinsvoogd is wel waardevol voor de vader en maakt dat hij geen uitvoering zal geven aan zijn dreigementen om [minderjarige] zelf op te zoeken. In het kader en onder druk van een ondertoezichtstelling kan statusvoorlichting plaatsvinden.
Ter zitting is door en namens de moeder het standpunt ingenomen dat er geen gronden meer bestaan voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft rust nodig en is voornemens [minderjarige] over ongeveer anderhalf jaar in te lichten over de vader. Dit valt in ieder geval buiten de termijn van een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft goed nagedacht over het moment van statusvoorlichting en volgt dit standpunt al enkele jaren. Op dit moment ontbreekt de draagkracht voor onbegeleide omgang.
Eerder werd de ondertoezichtstelling verlengd omdat er geen zicht was op de ontwikkeling van [minderjarige] . Dit inzicht is er nu wel en daaruit is gebleken dat er geen zorgen bestaan over haar ontwikkeling.
De moeder heeft aangegeven dat zij veel spanningen ervaart en dat daardoor haar behandeling in het kader van EMDR tijdelijk is stopgezet. De spanningen worden ook veroorzaakt door het feit dat de vader het adres van [minderjarige] heeft achterhaald. De moeder is voornemens haar behandelingen voort te zetten, [minderjarige] in te lichten en vervolgstappen te nemen.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de kinderrechter bij beschikking 14 september 2017 de ondertoezichtstelling voor korte duur heeft verlengd omdat er geen zicht bestond op de situatie en ontwikkeling van [minderjarige] , de behandeling van de moeder en de statusvoorlichting. Inmiddels is er wel zicht op de situatie en ontwikkeling van [minderjarige] en heeft de gecertificeerde instelling geconcludeerd dat [minderjarige] voldoende veilig is bij de moeder en er geen acute zorgen bestaan over haar ontwikkeling. De gecertificeerde instelling ziet geen gronden meer voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Het feit dat statusvoorlichting (nog) niet heeft plaatsgevonden is onvoldoende om te kunnen spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] .
De rechtbank benadrukt ter voorlichting van de moeder en haar partner nogmaals dat zij het wel in het belang van [minderjarige] en haar ontwikkeling in de toekomst acht dat zij weet wie haar (biologische) vader is en dat zij hierover binnen afzienbare termijn door haar moeder wordt ingelicht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Dragtsma, voorzitter, S.M. Borkent en J. Satink, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.