Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij niet bekend was met de inhoud van rapporten die over de LTTE zijn verschenen, hij was daarom ook niet bekend met de reputatie van de LTTE. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser op de hoogte had moeten zijn van de periode (2004 tot 2008) waarin de LTTE veel aanslagen heeft gepleegd. Eiser was toen in India, zat niet op internet en de Tamil-kranten bevatten daarover geen berichten. Hetzelfde geldt voor de Tamil radiozenders Suriam fm en Sakthi fm. In de Tamil diaspora werd ook niet gesproken over aanslagen van de LTTE. Ook betwist eiser dat de LTTE een gewelddadig karakter had. Voor eiser belichaamde de LTTE iets anders dan voor buitenstaanders, namelijk bevrijding en vrijheid van Tamils.
Verweerder stelt ten onrechte dat niet relevant is dat eisers vader lid was van de LTTE. Zijn vader was geen slachtoffer van de LTTE, waarvan hij immers lid was. De omstandigheid dat zijn vader een grensbewakingstaak had, kan niet als voorbeeld worden beschouwd van de 'wijze waarop de LTTE de eigen bevolking in bedwang hield'. Verweerder heeft geen handeling geïdentificeerd waaraan eiser heeft deelgenomen en die tevens als een misdrijf is te beschouwen als bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag.
5.2 Verweerder acht het niet geloofwaardig dat eiser niet bekend zou zijn geweest met het gewelddadige karakter van de LTTE, nu hij zelf in de eerste jaren van zijn lidmaatschap van de LTTE heeft gevochten voor deze organisatie. Dat hij niet bekend was met de inhoud van rapporten over de LTTE, doet niet af aan de eigen ervaringen die eiser volgens zijn verklaringen met de LTTE heeft opgedaan. Ook is niet relevant dat de vader van eiser lid was van de LTTE; relevant is wel dat eiser heeft verklaard dat alle gezinshoofden, dus ook zijn vader, werden gedwongen taken te verrichten voor de LTTE. Hiermee is duidelijk dat eiser op de hoogte was van de wijze waarop de LTTE omging met de Tamilbevolking ten einde haar doelstellingen te bereiken.
Er is afdoende aangetoond dat de LTTE als terroristische organisatie kan worden aangemerkt in de periode waarin eiser voor de LTTE goederen verscheepte van India naar Sri Lanka (2004 tot 2007/2008). Verweerder verwijst in dat verband naar de plaatsing van de LTTE in 1997 door de Verenigde Staten en Australië, respectievelijk in 2001 door het Verenigd Koninkrijk en in 2006 door de Europese Unie en Canada, op de lijst van terroristische organisaties. Of betrokkene bekend was met de plaatsing van de LTTE op die lijst, acht verweerder niet relevant. De wijze waarop de LTTE opereerde was algemeen bekend en derhalve moet dit ook bij eiser bekend zijn geweest. Daarnaast is van belang dat uit de lijst van de Global Terrorism Database (https://www.start.umd.edu/gtd/), blijkt dat de LTTE juist in de periode tussen 2004 en 2007/2008 veel aanslagen heeft gepleegd, waaronder ook aanslagen op burgers. Niet valt in te zien dat eiser hiervan destijds niet op de hoogte is geraakt, bijvoorbeeld via kranten, internet of wat hierover in de Tamil-diaspora is verteld. Nu aangenomen wordt dat bij eiser bekend was dat een deel van de activiteiten van de LTTE bestond uit het plegen van aanslagen, kon hij in redelijkheid weten dat er een gerede kans was dat de door hem vervoerde goederen - waaronder telefoons en andere elektronische apparatuur - door de LTTE gebruikt zouden worden voor het plegen van terroristische aanslagen. Eiser wist daarom of had kunnen weten dat hij het plegen van die misdrijven mede mogelijk maakte.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser niet bekend was met het feit dat de LTTE een gewelddadig karakter had. In dit verband is terecht van belang geacht dat uit eisers eigen verklaringen blijkt dat hij zich op dertienjarige leeftijd heeft aangesloten bij de LTTE en altijd lid is gebleven van deze organisatie, dat zijn hele familiekring was betrokken bij de LTTE en dat zijn neven hooggeplaatste personen waren binnen de LTTE. Eiser heeft daarover verklaard dat één neef behoorde tot de bijzondere spionage-eenheid en direct contact had met de leider van de LTTE. Ook heeft verweerder terecht van belang geacht dat eiser taken voor de Sea Tigers heeft verricht, onderdeel van de gevechtsbrigade Charles Anthony, en dat hij in zijn dorp als spion van de LTTE heeft gefungeerd. Eiser was voorts op de hoogte van de wijze waarop de LTTE omging met de eigen Tamilbevolking. In dit verband heeft verweerder terecht gewezen op eisers verklaringen over zijn vader, die door de LTTE verplicht werd om de grens te bewaken.
Uit de informatie die verweerder over door de LTTE begane terreurdaden heeft overgelegd, blijkt dat in de periode 2004-2007/2008 sprake was van een piek in aanslagen gepleegd door de LTTE in Sri Lanka, waarbij ook burgerdoelen werden getroffen. Dat, zoals eiser stelt, hierover niet in Tamil-media werd bericht, maar uitsluitend in Singalese media, maakt
- mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de wetenschap van eiser van het gewelddadig karakter van de LTTE - niet dat geoordeeld zou moeten worden dat hij niet wist of heeft kunnen weten dat de LTTE zich in die periode schuldig heeft gemaakt aan dergelijke terreurdaden. Verweerder heeft, onder verwijzing naar diverse rapporten waarin wordt ingegaan op aanslagen op burgers die de LTTE heeft gepleegd in de periode 2004-2007/2008, terecht geoordeeld dat de LTTE algemeen bekend stond als terroristische organisatie en dat eiser dit heeft geweten of had moeten weten. De stelling van eiser dat hij in 1996 lid is geworden van de LTTE omdat hij voor zijn land wilde strijden en niet om terroristische daden te plegen, doet aan het voorgaande niet af. De grond slaagt niet.
naar hun aardgeschikt zijn voor het plegen van terroristische aanslagen, is, nog afgezien van het feit dat dit niet aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd en ook niet is onderbouwd, onvoldoende. Niet uit te sluiten valt immers dat apparatuur als satelliettelefoons door de LTTE werd gebruikt om te kunnen communiceren in dunbevolkte gebieden waarin traditioneel telecommunicatieverkeer onmogelijk of moeizaam was, zonder dat die communicatie verband hield met het voorbereiden of uitvoeren van aanslagen. De enkele aanname van verweerder dat de verscheepte satelliettelefoons werden gebruikt voor, onder andere, het plegen van aanslagen is onvoldoende. Verweerder heeft daarom ondeugdelijk gemotiveerd dat de activiteiten van eiser een wezenlijke invloed hebben gehad op het plegen van terroristische aanslagen door de LTTE omdat er een direct en causaal verband bestaat tussen die activiteiten en de door de LTTE gepleegde misdrijven. De rechtbank concludeert dat verweerder zijn besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en genomen en evenmin deugdelijk heeft gemotiveerd. De grond slaagt.
Verzoek om een voorlopige voorziening
Beslissing
zes wekenna verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze
uitspraak;
betalen.
betalen.
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
(…)
Om te bepalen of de vreemdeling verantwoordelijk kan worden gehouden voor misdrijven en daden als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag, onderzoekt de IND of de vreemdeling weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het betreffende misdrijf (knowing participation) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (personal participation).
c. de vreemdeling heeft deelgenomen aan handelingen, waarvan hij wist of had moeten weten dat het misdrijven betrof zoals bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag.
De vreemdeling heeft een misdrijf gefaciliteerd, indien zijn handelen en/of nalaten in wezenlijke mate heeft bijgedragen aan het misdrijf. De IND concludeert dat de vreemdeling in wezenlijke mate heeft bijgedragen indien aan beide volgende voorwaarden is voldaan:
• de bijdrage heeft een effect heeft gehad op het begaan van een misdrijf; en
• het misdrijf had hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze plaatsgevonden indien niemand de rol van de vreemdeling had vervuld of indien de vreemdeling gebruik had gemaakt van mogelijkheden om het misdrijf tegen te houden.