Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1987, in de gelegenheid gesteld om zich te verdedigen tegen de tenlasteleggingen, waarbij hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Kamphuis. De officier van justitie, mr. B.J. Berton, heeft gevorderd tot vrijspraak voor bepaalde feiten en tot bewezenverklaring van andere feiten, met een gevangenisstraf van 29 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en verbod op softdrugsgebruik.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] in de periode van 15 tot en met 17 december 2015, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan vernieling van goederen van [slachtoffer 2] en flessentrekkerij, waarbij hij op meerdere dagen eten bestelde zonder te betalen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de andere feiten gegrond op de verklaringen van getuigen en de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand. De rechtbank heeft besloten om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op begeleiding en toezicht door de reclassering, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard.