ECLI:NL:RBDHA:2017:15594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
RK 17/2445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding ex artikel 89 Sv wegens ontbreken van billijkheid

Op 28 november 2017 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die op 29 januari 2016 betrokken was bij een verkeersincident, vroeg een schadevergoeding van € 315,- ten laste van de Staat. De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de politie en het verzoek is behandeld in raadkamer op 14 november 2017. Zowel de verzoeker als zijn advocaat, mr. Y. Bouchikhi, zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe opgeroepen waren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, omdat de verzoeker zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Hierdoor kon niet worden vastgesteld wie de bestuurder was die het slachtoffer had aangereden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen de verzoeker op 24 mei 2017 is geseponeerd. De raadkamer is bevoegd om het verzoek te behandelen. Het verzoekschrift was tijdig ingediend op 14 juni 2017. De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, de proceshouding van de verzoeker en de bestaande verdenkingen. De rechtbank concludeert dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van schadevergoeding, omdat de verzoeker in belastende omstandigheden geen uitleg heeft gegeven en zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De rechtbank wijst het verzoek af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: -
Kenmerk RK: 17/2445
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op de verzoeken ex artikelen 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
te dezer zake domicilie kiezende te [adres 2] ,
ten kantore van advocaat mr. Y. Bouchikhi,
strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 315,-.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van politie Eenheid Den Haag met proces-verbaalnummer: PL1500-2017027509.
De rechtbank heeft dit verzoek op 14 november 2017 in raadkamer behandeld.
Verzoeker noch mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, zijn – hoewel beiden daartoe behoorlijk opgeroepen – in raadkamer verschenen.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Zij heeft zich hiertoe op het standpunt gesteld dat verzoeker niet aan het onderzoek heeft meegewerkt door zich telkens op zijn zwijgrecht te beroepen. Verzoeker is deels herkend, maar heeft geen enkel inzicht verschaft in de situatie waardoor niet achterhaald is kunnen worden wie de bestuurder was die een persoon heeft aangereden. Om die reden acht de officier van justitie geen gronden van billijkheid aanwezig om de schade van verzoeker te vergoeden.

Beoordeling van het verzoek.

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door middel van een brief van de officier van justitie d.d. 24 mei 2017 aan verzoeker met de mededeling dat de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd. De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek.
Het verzoekschrift is op 14 juni 2017 ingekomen ter griffie van deze rechtbank en derhalve tijdig ingediend.
De toekenning van een schadevergoeding heeft, gelet op het bepaalde in artikel 90 Sv, steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij de beoordeling van de vraag of gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker schadevergoeding toe te kennen, houdt de raadkamer ook rekening met destijds bestaande verdenkingen, de omstandigheden van het geval en – tegen die achtergrond – de proceshouding van verzoeker.
Uit het onderliggende strafdossier blijkt het volgende. Op zondag 29 januari 2016 omstreeks 00:09 uur zou een verlaten plaats ongeval hebben plaatsgevonden op de [locatie] . Volgens de dochter van het (latere) slachtoffer stonden zij achter een voertuig te wachten voor een verkeerslicht. Toen het verkeerslicht op groen sprong, ging het voertuig voor hen niet rijden, omdat één van de inzittenden met iemand anders in een ander motorvoertuig aan het praten was. Het slachtoffer toeterde, maar reactie bleef uit. Het slachtoffer is vervolgens langs het voertuig dat niet wilde gaan rijden, gereden en heeft zijn voertuig daarvoor gezet. Het slachtoffer stapte vervolgens uit en liep in de richting van het voertuig dat niet wilde gaan rijden. Vervolgens gaf de bestuurder van dat voertuig gas, werd het slachtoffer op de motorkap van het voertuig meegenomen en belandde het slachtoffer ongeveer 20 à 30 meter verder op de grond. Het motorvoertuig is vervolgens doorgereden.
Bij melding van het incident aan de politie door een getuige, is het kenteken van het doorgereden voertuig ( [kenteken] ) doorgegeven. De auto met dit kenteken is in dezelfde nacht (29 januari 2016) om 00:45 uur in Utrecht gesignaleerd. Vervolgens zijn de inzittenden, waaronder verzoeker, aangehouden. Verbalisanten zagen dat er schade was aan de motorkap van het motovoertuig waarin – onder andere – verzoeker reed.
Verdachte is gehoord en heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Het staat een verdachte vrij zich op zijn zwijgrecht te beroepen, maar in zodanig belastende omstandigheden als hiervoor omschreven, omstandigheden die om een uitleg schreeuwen, dienen de nadelige gevolgen daarvan – bijvoorbeeld een langer verblijf op het politiebureau en in verzekeringstelling – voor zijn rekening en risico te blijven. Dat betekent dat er onder deze omstandigheden naar het oordeel van de raadkamer geen gronden van redelijkheid en billijkheid zijn voor toewijzing van een vergoeding op grond van artikel 89 Sv.

Beslissing.

De raadkamer wijst het verzoek af.
Aldus gedaan te ’s-Gravenhage door mr. R.G.C. Veneman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2017.