ECLI:NL:RBDHA:2017:1559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
09/817369-16, t.t.g. 09/818729-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak betreffende bedreiging en diefstal door een 18-jarige verdachte met psychische problemen en verslaving

Op 20 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en diefstal. De zaak betreft twee parketnummers: 09/817369-16 en 09/818729-16. De verdachte heeft op 17 februari 2016 in Ter Aar zijn vader bedreigd met een mes en een waterpomptang, en op 4 september 2016 in Alphen aan den Rijn een fiets gestolen. Tijdens de zitting op 6 februari 2017 heeft de verdachte zijn daden bekend, maar zijn verdediging stelde dat hij handelde uit zelfverdediging, wat door de rechtbank werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte niet in direct gevaar verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem een jeugddetentie van 25 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de Reclassering GGZ Palier en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld, ondanks dat de verdachte op het moment van de diefstal 18 jaar oud was, en heeft het jeugdstrafrecht toegepast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817369-16, t.t.g. 09/818729-16
Datum uitspraak: 20 februari 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum]
[adres 1] ,
thans verblijvende in [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 6 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A.W. van ‘t Westeinde en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. T. Dreiling, advocaat te Leiderdorp, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dagvaarding met parketnummer 09/817369-16:
hij op een of meer
tijdstippenop of omstreeks 17 februari 2016 te Ter Aar,
gemeente Nieuwkoop [aangever ] en/of [slachtoffer ] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte (telkens) opzettelijk dreigend die [aangever ] een mes getoond en/of
die [aangever ] en/of [slachtoffer ] een waterpomptang in zijn opgeheven arm getoond;
dagvaarding met parketnummer 09/818729-16:
hij op of omstreeks 04 september 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekende persoon, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de in parketnummer 09/817369-16 tenlastegelegde bedreiging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte het mes en later de waterpomptang toonde om zichzelf te beschermen en dat bij hem geen opzet aanwezig was op het teweegbrengen van vrees voor enig misdrijf tegen het leven of voor (zware) mishandeling. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het in parketnummer
09/818729-16 tenlastegelegde diefstal heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/817369-16 [1]
Op 18 februari 2016 heeft [aangever ] aangifte gedaan van bedreiging door de verdachte, gepleegd in Ter Aar, gemeente Nieuwkoop. Aangever is de vader van de verdachte en heeft onder meer het volgende verklaard. De verdachte heeft op 17 februari 2016 in zijn ouderlijk huis eerst een mes uit zijn broekzak gepakt en daarmee een dreigende beweging naar de vader gemaakt. Later heeft de verdachte een waterpomptang in zijn hand gehad, die hij omhoog heeft gehouden en waarmee hij ook een dreigende beweging heeft gemaakt naar de vader. Later heeft hij bij zijn slaapkamerdeur met de waterpomptang in zijn handen voor de vader en [slachtoffer ] , de moeder, gestaan en heeft hij met de waterpomptang gezwaaid. [2] Van deze laatste bedreiging heeft ook de moeder van de verdachte op 18 februari 2016 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij en de vader bij de kamerdeur van de verdachte stonden en dat de verdachte daar toen zijn arm, met in de hand de waterpomptang, dreigend omhoog heeft gehouden. [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het mes in zijn hand voor zich heeft gehouden en zo tegenover zijn vader stond. Daarna heeft hij met de waterpomptang in zijn hand, met zijn hand op hoofdhoogte en iets van zich af, tegenover zijn vader gestaan. Hij probeerde met het mes en later met de waterpomptang zijn vader op afstand te houden. [4]
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de vader met het mes heeft bedreigd en zowel de vader alsook de moeder met de waterpomptang heeft bedreigd. Het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake was van bedreiging, aangezien er geen sprake was van het aanjagen van vrees en bovendien de opzet daarop ontbreekt, vindt geen steun in bovenstaande bewijsmiddelen en wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.
Ten aanzien van parketnummer 09/818729-16: [5]
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting; [6]
- het proces-verbaal van bevindingen. [7]
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
inzake parketnummer 09/817369-16:
hij op tijds
tippenop 17 februari 2016 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop [aangever ] en
[slachtoffer ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend die [aangever ] een mes getoond en die [aangever ] en [slachtoffer ] een waterpomptang in zijn
hand metopgeheven arm getoond;
inzake parketnummer 09/818729-16:
hij op 04 september 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een onbekende persoon.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van parketnummer 09/817369-16 – beroep op noodweer?
De verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging tegen een mogelijke aanval van zijn vader. De rechtbank zal dit aanmerken als een beroep op noodweer.
De rechtbank is van oordeel dat dit beroep niet slaagt, reeds nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat er op de momenten waarop de verdachte het mes en de waterpomptang voor zich uit hield sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van de lichamelijke integriteit van de verdachte of van een onmiddellijke dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding, een van de vereisten voor een succesvol beroep op noodweer. Verdachte heeft in dit kader uitsluitend gesteld dat hij, gelet op ervaringen in het verleden, verwachtte dat de vader, die op de bewuste momenten niet heel dicht bij de verdachte stond, hem van de trap zou gaan gooien dan wel zou aanvallen.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat, ook indien op grond van de verklaring van de verdachte een noodweersituatie aangenomen zou worden, een beroep op noodweer niet zou slagen. De verdachte had immers andere - lichtere - mogelijkheden tot zijn beschikking om zich aan de situatie te onttrekken dan het dreigen met een mes en een waterpomptang. De verdachte heeft met zijn handelen buitenproportioneel gereageerd, zodat ook om die reden hem geen geslaagd beroep op noodweer zou toekomen.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld - met toepassing van het jeugdstrafrecht - tot
- jeugddetentie voor de duur van 25 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en tot
- een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden de door de Raad geadviseerde voorwaarden dat de verdachte:
- de behandeling afmaakt bij de Catamaran;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering GGZ Palier;
- zich houdt aan de meldplicht van de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat geen hogere straf wordt opgelegd dan de reeds door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Voorts heeft de raadsvrouw in overweging gegeven om over elk feit afzonderlijk te beslissen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn beide ouders, op verschillende tijdstippen op 17 februari 2016. Dit gebeurde in het ouderlijk huis. Door aldus te handelen heeft de verdachte bij zijn vader en moeder de angst teweeggebracht dat zij door de verdachte zouden worden gestoken of geslagen. Dit is een ernstig feit dat temeer kwalijk is doordat de dreiging plaatsvond in de eigen woning, een plek waar men zich veilig hoort te kunnen voelen.
Door een fiets te stelen heeft de verdachte getoond dat hij geen respect heeft voor de eigendom van anderen en bereid is daarop inbreuk te maken waarbij hij zich laat leiden door zijn eigen belangen en behoeften.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 9 december 2016 door GGZ Reclassering Palier en op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 31 januari 2017.
GGZ Reclassering Palier rapporteert onder meer het volgende. Er is een verstoorde ouder-kind relatie. Zolang de verdachte zich kan herinneren is de thuissituatie onhoudbaar voor hem. Hij stelt geestelijk en fysiek te zijn mishandeld door zijn vader en heeft het gevoel dat dit niet wordt geloofd. Hij heeft gezworven en is mede door drugsgebruik sterk vermagerd en oververmoeid geraakt. Toen hij weer naar huis ging, escaleerde de situatie daar en vond de bedreiging plaats.
Diverse hulpverlening is geboden. Verschillende plaatsingen zijn negatief geëindigd vanwege ongewenst gedrag van de verdachte. Tijdens de voorlopige hechtenis is voor de verdachte een GGZ-opname bij de Catamaran te Eindhoven gerealiseerd, waar hij ook geplaatst is. Daar is sinds november 2016 sprake van een duidelijke verbetering. De verdachte heeft goed contact met de groepsleiding, is succesvol op verlof geweest bij zijn grootmoeder en is niet teruggevallen in het gebruik van harddrugs. Hij heeft nog geen dagbesteding en is aangemeld voor EMDR, een vorm van traumaverwerking.
Er zijn problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding, relaties, sociaal netwerk, druggebruik en emotioneel welzijn. Diagnostiek en behandeling gericht op emotieregulatie, traumaverwerking en middelengebruik zijn geïndiceerd. Daarnaast is het van belang dat de verdachte wordt ondersteund bij praktische zaken en toewerkt naar volledige zelfstandigheid.
Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen. Een geïntegreerde aanpak gericht op gedragsverandering en het behandelen van de onderliggende problematiek binnen de jeugdhulp is wenselijk. Continuering van het reeds gestarte zorg- en begeleidingstraject is geïndiceerd om de kans op recidive te verkleinen. Geadviseerd wordt om de verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Uit het rapport en advies van de Raad komt onder meer het volgende naar voren.
De verdachte heeft een belaste voorgeschiedenis met psychische problemen en een ernstige drugsverslaving. Conflicten in de thuissituatie zijn zo geëscaleerd dat de ouders geen andere uitweg zagen dan aangifte te doen tegen hun zoon. De verdachte is in de Catamaran geplaatst en functioneert daar redelijk goed, zo werd in januari 2017 gerapporteerd.
Er is sprake van een voorzichtig contactherstel met de ouders. Doelen van de plaatsing zijn in grote lijnen gericht op emotieregulatie en stoppen met drugs. De verdachte is bezig met een aantal therapieën: schematherapie, systeemtherapie en PMT, binnenkort aangevuld met EMDR. Hij is veel op de groep en heeft geen dagbesteding. Afgesproken is dat hij actief naar een baan gaat zoeken voor de rest van zijn verblijf in Eindhoven. Met hulp van de Catamaran is hij op zoek naar een vervolgplek, voor het moment dat de doelen grotendeels bereikt zijn. De reclassering zal hier toezicht op houden.
Het is erg belangrijk dat de verdachte zijn periode bij de Catamaran goed afsluit. Het lijkt realistisch om de begeleiding over te laten gaan naar de Reclassering GGZ Palier.
De Raad adviseert een jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf onder algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- de behandeling afmaakt bij de Catamaran;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering GGZ Palier;
- zich houdt aan de meldplicht van de reclassering.
Ter terechtzitting is door de deskundige van de jeugdreclassering ontraden om als aparte voorwaarde te stellen dat de verdachte geen drugs gebruikt. Dat doel zal deel blijven uitmaken van de behandeling en begeleiding die nu plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor het vinden van dagbesteding door de verdachte.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages en zal de gegeven adviezen opvolgen, waarbij het toezicht en de begeleiding van de verdachte zal worden opgedragen aan Reclassering GGZ Palier.
Inzake parketnummer 09/7818729-16, toepassing jeugdstrafrecht
De verdachte heeft langdurig te maken gehad met grote persoonlijke problemen die zijn ontwikkeling raken en er bestaan al langdurig grote zorgen over hem. De begeleiding en behandeling die nu in volle gang ziijn en ingang bij hem vinden, worden hem geboden in het kader van jeugdhulp. De verdachte heeft nog geen zogenaamde uitgerijpte persoonlijkheid. De rechtbank ziet de diefstal van een fiets, als gepleegd in dat kader.
De rechtbank zal, ondanks het gegeven dat de verdachte ten tijde van dit feit de leeftijd van 18 jaren had bereikt, ook ten aanzien van dit feit het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank zal bovendien, anders dan door de raadsvrouw voorgesteld, de zaken gevoegd laten en komen tot één straf voor beide feiten.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat gevaar voor herhaling bestaat als de ingezette behandeling en begeleiding, waarvan de voortzetting hierna in de bijzondere voorwaarden is opgenomen, niet worden vervolgd en voltooid. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn van mening dat voortzetting van de behandeling noodzakelijk is. Ook GGZ Palier acht voortzetting van de behandeling noodzakelijk om het recidivegevaar te verkleinen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank komt alles afwegende tot de volgende straf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 25 dagen passend, met daarnaast een voorwaardelijke werkstraf. De jeugddetentie is gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest. De voorwaardelijke werkstraf zal 30 uren behelzen, met een proeftijd van 2 jaren, en met daaraan te stellen algemene en bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd. Daarbij zal de rechtbank de formulering van bijzondere voorwaarden aanpassen aan de thans daarvoor geldende maatstaven.

7.Beslag

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat het op die lijst onder 2 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 vermelde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien zij aan de verdachte toebehoren en met behulp van een van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 vermelde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar aangezien het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36d, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 7aa, 77gg, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de beide hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
dagvaarding met parketnummer 09/817369-16:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
dagvaarding met parketnummer 09/818729-16:
diefstal
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 25 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
30 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
15 DAGEN;
bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij Reclassering GGZ Palier, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- zal blijven meewerken aan de behandeling bij De Catamaran, waarbij de veroordeelde zich zal dienen te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering GGZ Palier, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerpen, te weten:
2
STK Mes KL: Geel, FATMAX stanleymes;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:
1
STK Mes Kl: zwart rood, HOMEIJ NIGHT Vouw;
inzake parketnummer 09/817369-16:heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2017.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016049303.
2.P. 9, 10, 11, aangifte door [aangever ] .
3.P. 13, 14, aangifte door [slachtoffer ] .
4.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 6 februari 2017.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016246833.
6.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 6 februari 2017.
7.P. 8, 9, proces-verbaal van bevindingen.