ECLI:NL:RBDHA:2017:15516
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen voor vergoeding van rechtsbijstand in bezwaarprocedures tegen toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2017, betreft het een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen voor vergoeding van rechtsbijstand door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De primaire besluiten van 8 juni 2016, waarbij de aanvragen voor vergoeding van rechtsbijstand voor twee toevoegingen werden afgewezen, werden door eiseres bestreden. Het bestuur verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in het besluit van 18 oktober 2016. Eiseres, werkzaam als rechtsbijstandverlener, stelde dat er sprake was van juridische en feitelijke complexiteit die een toevoeging rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvragen terecht waren afgewezen, omdat de zaken niet als complex konden worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de toevoegingswaardigheid primair bij de rechtsbijstandverlener ligt en dat de criteria voor het verstrekken van een toevoeging niet waren overschreden. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheid dat de Belastingdienst zijn beslissingen niet motiveert, niet voldoende was om de zaken als complex te kwalificeren. Eiseres had ook de mogelijkheid om advies in te winnen bij het Juridisch Loket, wat de noodzaak voor advocaatbijstand verder ondermijnde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.