ECLI:NL:RBDHA:2017:15346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
09/817484-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige verdachte

Op 9 november 2017 heeft de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige verdachte, geboren in 1997. De vordering tot verlenging van de maatregel met 12 maanden was ingediend door de officier van justitie op 29 september 2017 en werd behandeld in raadkamer op de genoemde datum. De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier en het advies van 12 september 2017, waarin werd geadviseerd om de PIJ-maatregel te verlengen. Dit advies was ondertekend door de directeur van de inrichting en een GZ-psycholoog.

Tijdens de behandeling in raadkamer is de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten, gehoord. De veroordeelde heeft geen verzet aangetekend tegen de gevorderde verlenging. De officier van justitie, mr. B.J. Berton, heeft de vordering gehandhaafd, terwijl de raadsman zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de positieve ontwikkeling van de veroordeelde in de afgelopen periode in overweging genomen, evenals de noodzaak om de behandeling voort te zetten om verdere problematiek aan te pakken.

De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Gezien de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de veroordeelde tijdens het begaan van het feit, was verlenging van de maatregel mogelijk op basis van artikel 77t lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft besloten de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 12 maanden te verlengen, met de vaststelling dat de maatregel, behoudens verdere verlenging, onvoorwaardelijk eindigt op 26 november 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/817484-15
Datum uitspraak: 9 november 2017
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 29 september 2017, ingekomen ter griffie op 3 oktober 2017.

De vordering.

De vordering strekt tot verlenging met één jaar van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk opgelegd aan:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
thans geplaatst in [naam PI] ,
bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 27 augustus 2015.
Bij beslissing van 26 november 2015 heeft de meervoudige kamer jeugdstrafzaken in deze rechtbank alsnog de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waartoe voormeld vonnis behoort alsmede van na te melden advies.

Het advies.

Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies van
12 september 2017 waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met 12 maanden.
Het advies is ondertekend door [naam] , directeur van [naam PI] en [naam] ,
GZ-psycholoog.

De behandeling in raadkamer.

De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten, advocaat te Den Haag, is op 9 november 2017 in raadkamer gehoord.
[naam] , als gedragswetenschapper/GZ-psycholoog verbonden aan [naam PI] , is op 9 november 2017 als deskundige gehoord.
De veroordeelde heeft zich in raadkamer niet verzet tegen de gevorderde verlenging van de maatregel.
De officier van justitie, mr. B.J. Berton, heeft op 9 november 2017 in raadkamer gepersisteerd bij de vordering.
De raadsman van de veroordeelde heeft zich in raadkamer gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling van de vordering.

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is (in eerste instantie voorwaardelijk) opgelegd ter zake van diefstallen met geweld/bedreiging met geweld in vereniging, derhalve misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Blijkens de inhoud van voornoemd advies en de ter zitting gegeven toelichting door de deskundige, is aan het advies het volgende ten grondslag gelegd. De veroordeelde heeft het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling laten zien op het gebied van scholing en behandeling. De risicofactoren van omgaan met tegenslagen, emoties, middelengebruik en behoeftebevrediging zijn meer onderwerp van gesprek geworden. De samenwerking met de veroordeelde is goed, het vertrouwen is gegroeid en het aantal incidenten is afgenomen. Er is sprake van een groeiend probleembesef, zodat ook gekeken kan worden naar de toekomst van de veroordeelde buiten de JJI. Er wordt toegewerkt naar ééndaags onbegeleid verlof.
Het is echter van belang dat de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel nog wordt voortgezet. De komende periode dient gebruikt te worden om het probleeminzicht bij de veroordeelde verder te vergroten en te oefenen met verantwoordelijkheden en pro sociaal gedrag en het aanleren van probleemgerichte coping. Daarnaast heeft hij nog moeite om richting te geven aan zijn leven. Hij wordt ondersteund bij het stellen van doelen, vrijetijdsbesteding, scholing en het hebben van ondersteunende sociale contacten. Als de uitbreiding van het (onbegeleide) verlof goed verloopt, kan de veroordeelde overgeplaatst worden naar de Hartelborg, zodat hij kan resocialiseren in zijn eigen omgeving. Als de positieve ontwikkeling zich doorzet, kan die overplaatsing naar verwachting in augustus 2018 plaatsvinden. Het is van belang dat vervolgens gefaseerd wordt toegewerkt naar een aansluitende plaatsing in een begeleide woonvorm. Immers, in het verleden leidde de overgang van een sterk gestructureerde omgeving naar een meer open setting tot een terugval in het probleem- en delictgedrag.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het advies en het verhandelde in raadkamer.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en verlenging in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
Aangezien bij de veroordeelde tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond is - gelet op het bepaalde in artikel 77t lid 2 van het Wetboek van Strafrecht - verlenging van de maatregel mogelijk.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 12 maanden dient te worden verlengd.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel, behoudens verdere verlenging, onvoorwaardelijk eindigt op 26 november 2018.

Toepasselijke wetsartikelen.

Artikel 77s, 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing.

De rechtbank:
verlengt de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, zoals hierboven omschreven,
met 12 maanden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, kinderrechter,
en mr. M. de Groot, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2017.
Mr. De Groot is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.