In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap m.b.a. Leidse Onderwijsinstellingen B.V., h.o.d.n. LOI, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 388,66, met rente en kosten, omdat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen voor de opleiding 'Moderne Bedrijfsadministratie'. De gedaagde had zich op 7 april 2016 ingeschreven voor deze opleiding, maar had de verschuldigde cursus- en inschrijfgelden niet betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. De eiseres had de overeenkomst in november 2016 buitengerechtelijk ontbonden en vorderde betaling van het resterende bedrag, verminderd met de termijnbetalingen over de maanden na de ontbinding.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in ieder geval het inschrijfgeld en de maandelijkse termijnen voor de maanden waarin zij de opleiding volledig had kunnen volgen, moest betalen. Dit resulteerde in een toewijzing van € 176,50. De resterende vordering van € 147,00 voor de maanden na de ontbinding werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van eiseres onredelijk bezwarend waren voor de gedaagde. De kantonrechter wees ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de gedaagde ten onrechte was aangemaand voor een te hoog bedrag. De wettelijke rente werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van een deel van het gemachtigdensalaris dat voor rekening van eiseres bleef.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor onderwijsinstellingen om zorgvuldig om te gaan met hun algemene voorwaarden en de gevolgen van wanbetaling, vooral in situaties waarin de consument in een kwetsbare positie verkeert.